Ik sta af te wassen – voor mijn gevoel sta ik de hele dag af te wassen, maar ik sta slechts de halve dag af te wassen; echter ik klaag niet want ik hou van het anonieme, eindige geklets onder de afwassende vaders –; achter mij weet ik dat mijn bijna-driejarige de glijbaan niet afkan omdat een hangjongere op de glijbaan ligt, met zijn ogen dicht, terwijl hij een wat lijkt op een drukpuntmassage ondergaat van een tweede hangjongere.
'Zeg, zouden jullie dat even ergens anders willen gaan doen,' probeer ik, over mijn schouder richting hangjeugd, 'dat meisje daarboven probeert naar beneden te glijden.'
Er gebeurt niets.
Dan bemoeit een roodharige moeder zich ermee. 'Hé, rot op, joh! Die meneer vroeg je wat! Dan luister je toch zeker?'
'Dat hoeft nu ook weer niet,' mompel ik tegen mijn sopje. Ik wil niet dat dit uit de hand loopt.
De jongen opent zijn ogen, komt overeind, maar hangt nog steeds dusdanig tegen de glijbaan dat mijn bijna-driejarige er niet langskan.
Nu bemoeit de afwassende vader naast mij – sportschooltype, maak daarvan type eigenaar kickboksschool – zich er mee. Hij gaat voor de hangjongere staan, hun neuzen raken elkaar zowat. De hangjongere geeft geen krimp. Moet ik nog zeggen dat de hangjongere bruin is en het sportschooltype wit? Is dat relevant? Ik heb het al gedaan. De afwasvader brult: 'Wat is dat nou toch hè? Doe effe gewoon gezellig!' Dan verwijdert de hangjongere zich eindelijk voldoende zodat mijn bijna-driejarige de zwaartekracht zijn werk kan laten doen. Ik ben klaar met afwassen. Het afdrogen kan beginnen.