Sehnsucht

'Wat ben jij allemaal van plan,' wilde lieftallige weten toen ze me in pak rond zag stappen.
'Ik ga vandaag een stichting oprichten.'
'Zo zo.'
'Een man moet zijn glorie ergens vandaan halen.'
De dag was mooi. De bestuursleden waren op tijd. Mijn notaris bleek gehuisvest in hetzelfde pand als waarin de firma Caransa is gevestigd. Ik wist niet of dit een goed of slecht teken was. Waarschijnlijk betekende het helemaal niets, zoals de meeste dingen (bijvoorbeeld de enorme plastic pad met dito koptelefoon op in de ontvangstruimte).
Mijn notaris verzuimde de enige vrouw in het gezelschap – de penningmeester van het stichtingsbestuur – de hand te schudden of behoorlijk aan te kijken.
In de statuten die hij voor onze neus legde ontwaarde ik meteen al een spelfout, zij het een minieme.
'Moet ik uw boeken kennen?' vroeg hij aan mij, toen hij zag dat ik schrijver was.
'U moet helemaal niets,' antwoordde ik en ik sprak de titel van mijn laatste boek uit.
'Ik zal mijn vader vragen,' beloofde de notaris.
'Die kan wel lezen?'
Enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid amen.
Hoe dan ook: Stichting Sehnsucht was opgericht. De champagne kon worden ontkurkt op de (gratis) parkeerplaats.