Gijzeling

'We gijzelen elkaar,' liet ik mij ontvallen, tijdens het Paasweekend. Dit was geen gezellige opmerking, maar hij was wel waar.
'Hoezo?' vroeg lieftallige. 'Wie gijzelt jou dan?'
'De kinderen. Jij.'
Dat ik door de kinderen werd gegijzeld was evident. Als de een niet op mijn krant sprong en mijn kin haar richting op trok, ging de ander wel aan mijn nek hangen of greep me in mijn kruis. Vaak, gebiedt de eerlijkheid me te zeggen, vroeg ik er ook om.
De gijzeling door de echtgenote geschiedde subtieler, maar had daarom niet minder effect.
Misschien is dat wel de definitie van liefhebben: gijzelen. Wie niet gegijzeld wordt, is waarschijnlijk niet geliefd. En wie niet gijzelt, heeft waarschijnlijk niet lief. Maar vermoeiend is het wel.