Kazuaki Horitomo Kitamura |
Ik had wel eens een muis in een bar gezien, ik had wel eens een kat in een bar gezien, maar een muis en een kat in een bar, nee. De barjuffrouw begon te gillen. Niet van angst, meer van opwinding, denk ik. Of van: iemand, doe iets.
Wij keken alleen maar. Een bekend tafereel. De wreedheid der besnorhaarde spinner. De muis die, met haar onderlijf aan gort, nog heel even probeert vooruit te komen, als een militair in een vreselijk vuurgevecht, ik denk de Eerste Wereldoorlog.
De kat in de bar had ondertussen alweer zijn interesse in de muis verloren, of hij was geschrokken van het theater waarvan hij plotseling het middelpunt vormde. Twee mannen stonden vrijwel tegelijk op, dat was het vreemde, twee mannen van twee kanten, vrijwel tegelijk stonden ze op en bogen zich over de stervende.
Toen werd kennelijk in een fractie van een seconde, op een mij volkomen vreemde alpha-male achtige manier besloten, wie het zou gaan doen: die ene met dat donkere hipsterbaardje en die dopmuts op. De ander liep weg, zonder iets te zeggen, het leek voor hem geen erezaak.
De hipster nam een aanloop, of hij concentreerde zich, of, waarschijnlijker, hij maakte zich op om een zekere beschavingsgrens te overschrijden. Zij die op het punt stond te worden geëuthanaseerd verroerde zich niet. Ze zag de schoen niet aankomen, of ze verlangde er hevig naar, dat hoop ik voor haar. De hipster ging bovenop haar staan, en trapte haar toch nog met tederheid dood. Hij pakte haar aan de staart op, liep de deur uit en slingerde het lijkje de straat op.
Applaus en gratis bier voor de moordenaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn