Yayoi Kusama |
Ik bevond me in een wachtkamer met alleen maar spiegels, zag ik toen Erykah eindelijk zo vriendelijk was om die belachelijke zak van mijn hoofd te trekken en zelf tip tap tip te verdwijnen achter een spiegelwand. Overal, vloer, plafond: spiegels. En niet alleen rechthoekige, zoals in een kermisattractie, nee, hier was alles rond, afgerond, menselijk. De designlamp en de airconditioning: spiegels. Zelfs het bankje waarop ik geacht werd plaats te nemen was van spiegels; tussen mijn benen door keek ik in mijn neusgaten. Ze konden een knipbeurt gebruiken, evenals mijn kwastige wenkbrauwen. Ja, misschien moest ik eens durven afscheid nemen van al het haar dat mij nog restte; zoveel was het niet meer. Alles werd dunner en schaarser, ook en juist in de schaamstreek trouwens. Misschien dat Michael Q. Darling, of wie, – if anyone – er achter die naam ook schuilging, mij in deze adviseren kon. Hoe schoor een mens zijn rug en rectum? Wacht: niet te veel details graag, zo vroeg op de dag. Ik had wel wat anders aan mijn hoofd. Mijn tweede kop ijskoffie bijvoorbeeld.
'Hallo?'
Mijn kinderlijke begroeting klonk hol, en, nou ja, spiegelig. Er ging een siddering door mijn ruggenmerg toen ik mezelf honderd keer terugzag, op honderd verschillende manieren, of waren het er duizend, een miljoen wellicht? Ik zou ze nooit allemaal kunnen zien. Niet zozeer het idee van een kloon beangstigde me, maar mijn oneindige zelfbeeld. Dus zo zag de wereld mij: als een witte schim met bloed aan zijn poten.
'Hallo.' Waar het geluid vandaan kwam was niet duidelijk, maar wel dat dit hallo Nederlands werd uitgesproken.
De stem kwam me eveneens bekend voor.
'Ik ben Walter.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn