Een oude vriend van me, Oliver Reps, heeft een lean en mean boek geschreven over een jongen die graag gitaar speelt, van science fiction houdt, van gedachte-experimenten, en van sadistische spelletjes. Vrienden heeft hij niet. Na schooltijd hangt hij het liefst met zijn zieke zusje, en Polly, zijn verliefde fantasie. Polly wants a cracker, inderdaad. De P. uit P.J. Harvey. Dit boek wemelt van de pop-culturele verwijzingen. De verteller doet zijn verhaal aan zijn psychiater. Aan zijn ouders heeft hij niets.
Ik las De dag die nooit komt in een paar uur uit, en was onder de indruk van de vaart van de vertelling, het soepele springen in de tijd, maar vooral de ontknoping. Die kwam als een mokerslagje bij mij aan. Dat is bedoeld als compliment. Elke schrijver wil zijn roman, maar vooral het slotakkoord ervan als een mokerslagje laten aankomen bij de lezer; hij wil haar een beetje verpletteren, vermorzelen, verpulveren. Reps slaagt hierin niet door literair of literair-aandoend geneuzel, maar door de strop steeds strakker aan te trekken tot aan zijn onverbiddelijke einde. Als elke goede roman te lezen is als het afscheidsbriefje van een zelfmoordenaar, dan is dit een bijzonder puntig afscheidsbriefje.
Er staan mooie, zwart-romantische overpeinzingen in dit boek. Typische adolescenten-overpeinzingen, maar dat zijn de mooiste overpeinzingen. Is er leven na de puberteit? Wat ooit een psychische en emotionele rollercoaster was, wordt een invuloefening. Groots en meeslepend leven – dat kan na je 21ste eigenlijk niet meer, misschien al niet meer na je 17e.
Mij deed De dag die nooit komt in de verte denken aan Die Leiden des jungen Werthers en aan de adolescentenromans aller adolescentenromans, The catcher in the rye. Lezen dus, die Reps. Laat je niet afschrikken door het kinderachtige omslag. Laat je verleiden door de titel (geleend van Metallica).