Exit Roth





Om Philip Roth te eren schrijf ik staand. Ik kan het iedereen aanbevelen. Zitten is het nieuwe roken (wacht even, dat was vlees eten; oké, dan is staan het nieuwe joggen). Het werkt, omdat je gedwongen bent om je aandacht te houden bij wat je aan het doen bent, in mijn geval schrijven, en niet een beetje kan gaan 'zitten' lanterfanten, snelschaken, met je joystick spelen enzovoorts. In een stoel achter een computer zak ik onderuit en neem ik alleen nog foto's en filmpjes en ander makkelijk te verteren geestelijk voedsel tot me met als gevolg dat ik verzand in een semi-depressieve lethargie.
Is staand schrijven – ik zie Roth voor me achter zijn schrijfgestoelte in zijn schrijfkamer in Connecticut, die lange, knappe, kalende man, die wel iets wegheeft van een Italiaanse filmacteur, met die minieme sardonische glimlach die niet van zijn gezicht is af te wassen en die hij op foto's volgens mij probeert te onderdrukken – zinnen aaneenrijgen, plotten plotten, dialogen polijsten, woorden uitspuwen. Hij noemt zich graag écouteur, las ik in een van de necrologieën. As opposed to raconteur, I presume. Hij luistert graag. Hij is verslaafd aan talk. En, toegegeven, hij is geniaal in het weergeven van die talk. Ik moet denken aan Sabbath's Theatre, – de roman die hij zelf zijn beste vond, geloof ik, waarin de hoofdpersoon in een lange voetnoot telefoonseks bedrijft (als mijn geheugen me niet in de steek laat). Maar je kunt talk ook breder trekken. Roth práát tegen je. Hij kietelt je. Kietelen met woorden, liefst op verschillende niveau's tegelijk, dat is toch wat literatuur is of zou moeten zijn.
Portnoy's complaint kietelde mij in het bijzonder. Mij staan de scènes bij waarin Alexander Portnoy zich opsluit in de WC voor zijn privézaakjes, terwijl zijn vader, die aan obstipatie lijdt, op de deur bonkt. En zijn moeder natuurlijk, die bovenop hem zit, hem smoort met haar liefde. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat dit boek géén inspiratie voor mij is geweest. Ik leefde zelfs in de veronderstelling dat iemand wel op het idee zou komen om Zalig uiteinde een katholieke Portnoy's complaint te noemen, maar die veronderstelling is onjuist gebleken. Ik moet ophouden met in veronderstellingen te leven.
Met Roth's latere, bejubelde werk, zoals The Plot Against America, heb ik minder affiniteit. Ik snap het idee van een counterfactual history, en het consequent doorvoeren van een nazistisch Amerika is een interessante oefening, maar ik lees misschien toch liever een factual history. Geschiedenis is niet zelden vreemder dan fictie, zeker in Amerika.
Ik ben trouwens geen Jood en zal er ook nooit een worden – een neef van mij heeft het geprobeerd en kwam van een kouwe kermis thuis – dus Roths riedel over de Joodse gemeenschap, en dan in het bijzonder die in de jaren vijftig/zestig in New Jersey (hoe vaak heeft hij daar in zijn werk niet naar verwezen?), is niet aan mij besteed. Als je Roth leest vergeet je nooit dat hij een Jood is, maar zijn Joods-zijn is niet wat hem zo goed maakt. Wat hem zo goed maakt is zijn genadeloosheid en zijn stijl, die op de beste momenten nog het meest wegheeft van een onstuitbaar, exuberant, cynisch-vrolijkmakend taalfontein.
Even zitten.