Anxiety

Vandaag mijn eerste korte Het dispuut-interview gegeven, dat bij de eerste recensie zal verschijnen, in het Vlaamse blad Knack. Ik was behoorlijk zenuwachtig. 'Deze journalist is de eerste buitenstaander die iets van mijn boek gaat vinden,' maakte ik mijn vakantiegenoten van mijn anxiety deelachtig, 'de eerste niet-belanghebbende.' Helemaal juist was dat laatste natuurlijk niet. Ik heb schrijvers geïnterviewd en boeken gerecenseerd, en ik weet maar al te goed dat ook de interviewer/recensent deel uitmaakt van het literaire bedrijf en in die zin belanghebbende is. Maar dat maakte mijn anxiety er niet minder om.
'Wij gaan wel koffie drinken in een tentje, dan kun jij hier rustig praten,' zei LT.
Dat voorstel veranderde niet veel later in: 'Wij gaan wel in de woonkamer zitten, dan kun jij rustig in de keuken praten.'
'Nee,' zei ik tenslotte, 'ik ga de deur uit.'
Het leek me eigenlijk wel wat om wandelend door het matineuze 10e – Paris s'éveille – mijn interviewer te woord te staan, maar toen hij belde en ik hem nauwelijks bleek te kunnen verstaan met het stadsgeruis om me heen, vluchtte ik terug door de court het appartementengebouw binnen.
Zo ijsbeerde ik in het trappenhuis, om mezelf galmend te horen oreren over 'het onzichtbare complot der gepriviligeerden', de eeuwigdurende geweldsspiraal en meer van dat fraais, tegenover de journalist Marnix Verplancke, die, net zoals ik filosofie bleek te hebben gestudeerd, maar die, zoals de meeste filosofiestudenten,  n i e t  bij 't corps had gezeten.
Zesentwintig minuten duurde het gesprek. Gebrek aan tekst was er niet, – dat is er zelden –, maar zulks zegt niets, weet ik inmiddels.
Met dampende oksels hees ik mezelf weer de trap op naar mijn Grote Vakantie. Over ruim drie weken weet ik meer, en u ook. Maar de kop is eraf, en dat is een glas waard.