Voettastelijkheden




Ruprechts fetisj bestond eruit zo dicht achter iemand aan te zwemmen, dat zij, soms ook wel een hij, gedwongen was om hem in zijn kruis te trappen. Uit ervaring wist hij dat hij twee keer bij dezelfde zwemmer een 'pootje' kon halen, zoals hij dat noemde (met een flinke tussenpoos). Bij de derde keer kon het geen toeval meer zijn.
Hij zocht zijn slachtoffer, of dader, zorgvuldig uit. Met zijn zwembril-, -muts en -neusklem op leek hij een reguliere borstcrawler, die fanatiek zijn baantjes trok en daarbij onvermijdelijk af en toe in aanraking kwam met medebaantjestrekkers of -treksters, zoals gezegd was hij wat betreft geslacht van de trapper niet erg kieskeurig. Leeftijd evenmin.
De aanraking betekende voor getrapte meer dan voor de trapper.
De trapper verontschuldigde zich vrijwel altijd, zeker de tweede keer, voor de voettastelijkheid. 'Geeft niet,' zei Ruprecht dan. 'Niet erg.' Of: 'Ik heb het niet gemerkt.'
Elk pootje bracht hem dichter bij waar hij zijn wilde. Hij hield de klok in de gaten, vijftig minuten had hij nodig voor zijn onbewust geassisteerde, maar volmaakt geregisseerde spel.
In het beste geval liet hij zich door vijf zwemmers twee keer in zijn kruis trappen; als dat gebeurde, was hij gelukkig.
Een keer floepte zijn erectie op zijn kwetsbaarste moment uit zijn slip. Het ejaculaat zweefde als een kwalletje door het toch al troebele water.
Toen hij zich uit het water hees, had hij in de blikken van de badmeesters afkeuring gelezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn