Herdenken



In een handvol belendende kamers op de eerste verdieping van tHuis aan de Amstel, pal tegenover de adjunct ingenieurswoning waar 'ik als jongen van acht bij grootmoeder kwam', werd tante piano onder grote belangstelling herdacht – door haar kinderen en kleinkinderen vooral, maar ook door mijn vader en zijn enige nog levende zus (mijn laatste tante, trouwens).
Ik had nog nooit een achtentachtigjarige en een vijfentachtigjarige een drieëntachtigjarige horen herdenken. Dit ging als volgt: mijn tante stond op van haar stoel, begaf zich naar de microfoon en begon te lezen van een stuk papier. Vrijwel onmiddellijk werd ze onderbroken door mijn vader, die ook van zijn stoel opstond en zich richting microfoon haastte voor de nodige historische context. Toen liet mijn vader zijn zus weer even spreken, om vervolgens opnieuw in te breken in haar verhaal.
'Ze hebben zich heel slecht voorbereid!' siste iemand.
Iemand anders siste: 'Hij wil natuurlijk eerst, want hij is de oudste!'
Zoals wel meer vaders (I plead guilty; denk 'Nu nog even vragen van het bankje' uit De avonden), bewandelde mijn vader een pad dat hij al vaak had bewandeld, namelijk dat van de internering op Sumatra, waarbij het jonge gezin bruut werd verdeeld over mannen- en vrouwenkampen, naar hoe hij uiteindelijk als eerste, in zijn eentje, op het schip naar Nederland werd gezet.
'Gaat hij het nog over Marijke hebben?' siste weer iemand. Het antwoord was ja, maar het interessantste inzicht kwam van hun twintig jaar jongere broer (een 'naleg', zou je kunnen zeggen, van mijn grootouders, nadat ze waren geremigreerd uit Indië, en mijn jongste oom dus voor wie het nog kan volgen), die in zijn grafrede betoogde dat Marijke als enige rebels durfde te zijn, terwijl de rest vooral 'braaf' was – mijn vader incluis.
Naar huis fietsend vroeg ik me af in hoeverre ik de braafheid van mijn vader had geërfd.