Banksy |
Bij terugkeer uit de achtergebleven gebieden werden we op een rat getracteerd in ons bed. Hij zat op het hoofdkussen en keek alsof hij zich betrapt voelde. Het tafereel deed me denken aan een boodschap van de maffia. Had ik onlangs iets gedaan dat gewroken moest worden? Was dit de voorbode van een lugubere afrekening? Ik sloot de schuifdeuren, om de rat te isoleren. Toen deed ik de deuren naar de tuin open, om hem uit te nodigen zijn natuurlijke habitat op te zoeken. Hij sprong op de grond en verdween onder het bed. Nadat ik daar flink lawaai had gemaakt, vermoedde ik dat de rat, nou ja, het hazepad had gekozen. Ik draaide mijn hoofdkussen om en legde mijzelf te rusten. Dat had ik wel verdiend. Toen hoorde ik gekrabbel, en zag een dikke staart onder de gordijnen uit steken. Ik stond snel op om de logeerpoes te halen. Die had de rat immers ook het huis in gebracht, als een trofee, of een speeltje, schatte ik. De kat had zijn interesse in de rat verloren. Het nieuwe was ervan af. Hij wilde hem nog wel even achterna zitten, maar oppakken en mee naar buiten nemen, nee, dat niet. Voor mij zat er weinig anders op dan met een pan achter de indringer aan te gaan. Ik had inmiddels medelijden met de rat. Ten eerste had hij er niet voor gekozen om in mijn slaapkamer te zijn, tweedens had hij er niet voor gekozen als rat geboren te worden en kon hij er niets aan doen dat hij zo'n slechte reputatie had, enzovoorts, enzoverder, tot in de eeuwigheid amen, maar hij moest wel weg, en als hij daarbij kwam te overlijden, was dat pech. Maar zo makkelijk ging dat niet. Telkens als ik hem voor me had, en uithaalde, sloeg ik mis. Niet omdat hij zo snel was, maar omdat ik als jager slapstickachtig faalde. Uiteindelijk kreeg ik hem toch in de tang tussen mijn pan en een kaars, en slaagde er hem zodoende terug in de tuin te deponeren.