Sandwichborden en censuur

Om mijn sandwichbordlopers op de Uitmarkt halverwege hun slavendienst van een natje en een droogje te voorzien, en vooral ook hun moreel op te krikken, hadden we afgesproken op het terras van de OBA, en omdat de Grote Vakantie nog steeds niet voorbij is, en er dus elke dag weer een Activiteit moet worden georganiseerd, dachten we er goed aan te doen om de minderjarige vakantievierders mee te torsen. Dat laatste bleek een misverstand. Wie een media-oorlog op meerdere fronten probeert te voeren, en dat is noodzakelijk gezien de tsunami van aandachtslurpende uitingen waarin heden ten dage de cultuurminnende medemens dreigt om te komen, laat zijn kinderen thuis. Toen ik op de uitkijk ging om mijn sandwichbordlopers te spotten (want ze lieten nogal op zich wachten) met mijn krijsende peuter op de arm (om de moeder te ontlasten), liep ik mijn oud-redacteur Bart Kraamer tegen het lijf, thans uitgever bij Koppernik. Ik probeerde me te verontschuldigen voor mijn nageslacht, maar die verontschuldigingen kwamen slecht tot zijn recht, niet alleen door het toenemende lawaai van de peuter, maar ook door haar tamelijk geslaagde pogingen mij het spreken handmatig onmogelijk te maken. Censuur had nog nooit zo'n fysieke vorm aangenomen, in mijn gezin of daarbuiten. Ik knikte naar Kraamer dat hij zonder verdere plichtplegingen het gesprek kon afbreken en zijn weg vervolgen – niet dat het oponthoud hem veel uitmaakte, want de Uitmarkt was wat hem betrof, literair gezien, een doodgeboren kindje.