Een bepaald rukje

'Als je doorgaat met die kippen vet te mesten, teken je hun doodvonnis,' zegt L., de man van de vriendin uit Amsterdam die langskomt met de camper in Normandië. Hij weet waar hij het over heeft. Hij had ooit zelf '6, 4, 3, 1, 0' kippen, toen hij in de Italiaanse Alpen woonde.
Ik had hier niet bij stil gestaan. Ik dacht dat ik mijn kippen aan het verwennen was, uit dankbaarheid voor hun perfecte eitjes en hun nou ja, blote bestaan. Ik heb ze zelfs een restje chips gegeven. Naturel. Daar haalden ze eerst hun neus voor op, bleven doorjammeren op die typische pluimvee-achtige manier, een soort lang aangehouden kakel, alsof er iets vast zit in hun keel waardoor ze niet door kunnen kakelen, met als boodschap: kom eens met iets beters, zoals die pasta bolognese van gister, die was lekker, niet deze kleurloze rommel, maar toen ik een paar uur later weer in hun ren ging kijken, was er van de chips niets meer over. Rijst voer ik Kip & Pik sinds LT rijst maakte, – ze is een fantastische kok maar rijst koken is niet haar fort –, en waar dus een heleboel van overbleef, maar ook daar hebben ze inmiddels de buik van vol. Half laten verhongeren dan maar, voor hun eigen bestwil, à la 'presque autonome'?
L. slachtte zijn kippen zelf, als de tijd daar was. Een kip draai je niet zozeer de nek om zoals je een kraan open of dicht draait, maar, legt L. uit, je pakt hem op bij de nek en geeft hem een bepaald rukje. 'Het is niet zozeer schokkend om te doden, maar om te beseffen hoe makkelijk het is.'