Post-publicatie blues

Gisteren bijna de hele dag in bed doorgebracht. Wat moet ik anders? Aan mijn nieuwe roman werken? Boekhandels af fietsen om te zien of ik er lig, hoe ik er bij lig en temidden van wie? Gratis exemplaren aan mensen rondbrengen van wie ik meen dat die er een verdienen, met doorwrochte opdracht in rouille d'ancre?
Ik had een goede smoes om in bed te blijven: ik wilde Bonita Avenue uitlezen. Dat boek stond me al zo'n jaar of vijf vanuit mijn boekenkast aan te kijken. Drie dagen geleden besloot ik dat ik het in evenzoveel dagen tot mij wilde nemen.
Natuurlijk was ik er al eens eerder in begonnen. Toen knapte ik af op de gespierde toon, de haast, de overspannen beeldspraak. Niet mijn stijl, dacht ik. Maar nu ik het uit heb moet ik toegeven dat alles vrij kunstig in elkaar past.
Buwalda schakelt soepeltjes tussen tijden en perspectieven. Soms slaat hij zijpaden in, ik denk uit een behoefte aan volledigheid, die minder boeien (bijvoorbeeld de jeugd van de hoofdpersoon). Sigerius is geloofwaardig als judoka, wiskundige, rector en zelfs als minister (alleen Mulisch had het aangedurfd om zijn hoofdpersoon tot minister te laten benoemen), tot hij doorslaat. Welke minister gaat zijn eigen – toegegeven: gevaarlijk ontspoorde – zoon te lijf met een bijl nadat deze hem halfhartig geprobeerd heeft af te persen? En al eerder, dat zijn leven geen betekenis meer had na de ontdekking van de porno van zijn stiefdochter. I didn't buy it.
Maar dat is een klein smetje op een strak gecomponeerde roman die staat als een huis en die de lat voor elke Nederlandse romanschrijver een stukje hoger heeft gelegd.
Niet het meest geschikte boek om mijn post-publicatie blues mee te bestrijden.
Of toch.