Appendix B. Papieren



'Goed dat jullie er zijn; waarom waren jullie er niet?' vroeg De Jeude op een constructieve, en toch ook licht verontwaardigde toon aan Z. en Ariane, die voor hem stonden als twee schoolkinderen die klassendienst hebben, en wachten op nadere orders van de meester. 'Wij waren er wel,' wierp Ariane tegen, 'alles was in gereedheid voor de ter aarde bestelling, maar toen liet u het afweten.' Z., die allerlei papieren bij zich had, voegde toe: 'Je leefde nog, De Jeude. Je was warm, je bloed stroomde. En dat was niet de afspraak. Ik ben nooit ingehuurd om jou levend te begraven. Daartoe ontbreekt mij de moed, ook al zou er nog zoveel tegenover staan... De gedachte dat jij misschien zou willen afzien, op het laatste moment, van je onderaardse wandeling, zonder terug te kunnen, je te kunnen bevrijden uit je zelfbedachte kastkist, vond ik ondraaglijk.' 'Dat is fideel van je,' piepte De Jeude, die, zoals altijd, op zijn vaste plek aan de keukentafel zat met een glas warme melk omdat hij geen koffie meer mocht drinken van zijn artsen (hij mocht eigenlijk helemaal niets meer van zijn artsen, behalve ademen, en dat deed pijn). 'Het valt me 100 procent mee, dat je me niet warm onder de grond hebt gestopt... Wat zijn dat voor papieren, Z.? Sinds wanneer draag jij papieren met je mee, wil je alvast de overdracht van dit fijne appartement regelen, zodat jullie er zo snel mogelijk in kunnen trekken?' Ariane keek eerst naar Z., daarna naar De Jeude, toen weer naar Z., en tenslotte naar de grond. Ze had ook naar haar telefoon kunnen kijken, of ze nog berichtjes had, likes of retweets, maar Ariane was zo'n meisje, zo'n heel schaars meisje, dat nooit naar haar telefoon keek, omdat ze geen telefoon had. Z. spreidde zijn papieren hoofdschuddend neer op de keukentafel voor De Jeude. 'Niets van dat al! Dat soort overdracht kan wachten. Bovendien zijn Ariane en ik van mening, dat samenwonen op een misverstand berust, een ongerechtvaardigde extrapolatie van de liefde... Maar eerst moeten we het over jouw einde hebben, De Jeude. Het geval wil dat wij in een van de beschaafdste landen ter wereld wonen, waar het einde niet aan het lot wordt overgelaten, om zo maar te zeggen, maar vervat is in precieze procedures.' De Jeude zocht naar zijn leesbril.