Geruchtenmachine

'Er gaan geruchten dat jouw boek BVDM wordt bij DWDD,' kreeg de schrijver van zijn uitgever te horen, waarop zijn hart een vreugdesprongetje maakte, zijn buik begon te borrelen en zijn geest ging zweven. Zou het nu dan echt gebeuren? Zou hij gaan doorbreken? Zou hij dan nu eindelijk dat zelfontworpen huis kunnen laten bouwen achter de voormalige Bijlmerbajes, waar hij al zo lang van droomde, dat driehoekige huis met een glazen punt helemaal voor hem alleen?
Niet veel later kwam de schrijver op straat een collega-schrijver tegen, die zei: 'Er gaan geruchten dat mijn boek BVDM wordt bij DWDD.'
'Hoe weet je dat?' vroeg de schrijver.
'Van mijn uitgever.'
'Mooie boel,' zei de schrijver, schoppend tegen een platgetrapt blikje, dat, omdat het platgetrapt was, niet vooruit wilde.
'Gun je het me niet?' vroeg de collega-schrijver. 'We zijn toch collega's?'
'Ik gun jouw alle succes van de wereld, en dat van de rest van het heelal erbij, maar mijn uitgever zei precies hetzelfde tegen mij.'
'Echt? Je vraagt je af waar die uitgevers hun geruchten vandaan halen. Die komen toch ook nauwelijks nog vanachter hun computer vandaan?'
'Uit de geruchten-machine van DWDD.'
'Zou zo maar kunnen.'
'DWDD wil een buzz creëren rondom dat BVDM, en om dat te bewerkstelligen fluisteren ze een paar uitgevers iets in het oor dat ze graag willen horen. Het is allemaal van een ziekmakende treurigheid.'
'Ja ja. Dat krijg je, in een verdringingsmarkt.'
Een paar dagen later blijkt noch het boek van de schrijver, noch het boek van de collega-schrijver te zijn uitgeroepen tot BVDM bij DWDD.
'Fuck DWDD!' fulmineert de schrijver per email tegen zijn collega. 'Fuck BVDM!'
'Ah,' reageert de collega-schrijver, 'zo ken ik je weer.'


Het alleszins overzichtelijke drama van de logeerpoes die de achtertuin in glipte

Lieftallige had twee poezen te logeren gevraagd en mij te verstaan gegeven dat de logeerpoezen, – eentje zwart, eentje strawberry blonde –  o n d e r   g e e n   b e d i n g  naar buiten mochten, dus toen ik de deur naar de achtertuin opende en de strawberry blonde logeerpoes langs mijn benen de grote boze buitenwereld in voelde glippen, ontstond bij mij enige paniek. 'Hé,' fluister-riep ik, 'kom terug!' Maar de strawberry blonde logeerpoes was allang door het gat in de schutting naar de buren geschoten, en toen hij daar een collega tegenkwam, blazend en sissend, schoot hij door weer een ander gat, om helemaal uit het zicht te verdwijnen.
Wat te doen? Eerst de zwarte logeerpoes fixeren. Daarna terug de tuin in, roepen en rammelen met brokjes. That failed to do the job.
Follow the money, was mijn tweede idee. Dus ik klom over schuttingen en kroop door gaten. Dit was ooit een hobby van me, overpeinsde ik nostalgisch. Maar: geen poes.
Een ramp? Jawel, maar dan toch een van beperkte omvang, want de logeerpoes kon de binnentuinen niet uit. Vroeg of laat zou hij zich wel weer melden. Tenminste, als hij de weg terug wist en ons leuk genoeg vond.
'Ik ben ook eens een poes kwijtgeraakt in de binnentuinen en die kwam maanden later pas weer tevoorschijn, helemaal gehavend,' vertelde een buurvrouw, 'maar dat wil je misschien helemaal niet weten.'
Lieftallige kwam ziedend thuis. Maar aan zieden, argumenteerde ik, hadden we op dit moment niet zo gek veel. Bij alle buren aanbellen in theorie wel, dus daar ging ze, om terug te keren met lege handen, maar wel veel goede anekdotes over die buren.
De avond viel. Moesten we ons zorgen maken?
Toen vertoonde de logeerpoes zich ineens in de keuken bij zijn etensbakje. Maar bij iedere toenadering van mijn kant vluchtte hij onmiddellijk de tuin weer in. En gelijk had hij. Wie eenmaal van de vrijheid heeft geproefd, wil nooit meer in gevangenschap leven.
Het was lieftallige die op het idee kwam om een touwtje vast te maken aan de deurklink, waarmee ze de deur achter de logeerpoes dicht kon trekken. Et voilà.

'Wat braaf'

Ik weet dat het usance is niet te reageren op recensies, want, zoals ik onlangs op een t-shirt las ter hoogte van de – aanzienlijke – boezem van de draagster, degustibus non disputandum est, en wie geschoren wordt moet stilzitten, en: anders kun je wel aan de gang blijven, etc. etc., maar de kwalificatie 'wat braaf' van Irene Start, literatuurcritica bij Elsevier, aangaande Het dispuut vond ik 'wel apart'.
Nu is literatuurcritica bij Elsevier zoiets als redacteur Verre Oosten bij de Allerhande – ik kan het weten want ik heb aan beide ooit bijdragen geleverd –, maar toch, de woorden 'wat braaf' bleven enigszins nagalmen in mijn hoofd.
Ik ben nog nooit van braafheid beticht, ook en vooral niet door mijn moeder, dus ik beschouw het als een compliment, maar ik heb het gevoel dat Start het als een nonpliment bedoelde.
Dat zij coprofagie 'wat braaf' vindt, maakt me inmiddels een beetje nieuwsgierig naar haar eigen fetisjen.

Platte rat

De rat die op straat lag vanochtend, recht voor de deur, was niet zozeer dood als wel plat. De rat was óók kapot. Zijn ingewanden waren uit zijn lijf geperst. Ik kon ze niet uit elkaar houden, mijn anatomische kennis van de rat is niet zo sterk, maar één ding was zeker: de lange draad die vanuit de rat nog een eindje door over straat liep, moest natuurlijk zijn darm zijn. Zijn dunne darm, waarschijnlijk, gezien de lengte en, nou ja, de dunte. Te oordelen naar de positie van de rat op de straatstenen was de rat op weg naar mijn voordeur, maar hij was dus op een hindernis gestuit. Een gemotoriseerde, dikbebande hindernis, die dus, nietsvermoedend, ongetwijfeld, weer was weggenomen. Hoe die darm daar als een harpsnaar over de stenen was gedrapeerd, kon ik niet reconstrueren. Was hij uit het rattenlijfje...  g e s p o t e n ? Of had de rat, reeds plat, zich nog een stukje voortgesleept, teneinde zo dicht mogelijk bij mijn voordeur te komen, zo dicht mogelijk bij het paradijs, zogezegd, terwijl zijn darm aan een straatsteen bleef plakken, en steeds strakker kwam te staan? We zullen het niet weten. Nadat er met de gemeente was gebeld, die doorverwees naar de dierenambulance, die doorverwees naar de GGD, die een eindeloze, gekmakende wachtmuziek liet horen, haalde ik een spade en deponeerde de rat, die de facto (en de jure) een bontje was geworden, een bontje dat niemand wilde dragen, met zorg in de vuilcontainer.

Kimono

'Zal ik mijn witte pak maar aantrekken voor de Volkskrant-foto?' vroeg ik aan lieftallige, die nog nauwelijks wakker was. Die middag zou een fotograaf langskomen voor een rubriek die bekendstaat om zijn portretfoto's tegen een groene planten-achtergrond. Ik dacht dat wit daartegen goed zou afsteken. Ik had geen zin om, zoals dat heet, te verdwijnen in het decor. Verdwijnen in het decor kan altijd nog.
'Hm-m,' luidde het antwoord van onder de dekens. 'Ja, goed idee,' voegde ze er nog aan toe.
Maar toen ik me even later in mijn kimono stond te scheren in de badkamer, liet ze zich ontvallen: 'Of in je kimono, dat zou wat zijn... O, wacht even, straks doe je het ook nog... Nee, hoor! Ik maakte maar een grapje!'
Bij de koffie wist ik het zeker: ik ging in kimono op de foto. Dat ding geldt als een van mijn lievelingskledingstukken, en hij klopte helemaal bij de studentenroman die ik probeerde te pluggen.
'Je doet dat witte pak aan!' schreeuwde lieftallige, tevens mijn persoonlijk stiliste zolang ik haar ken. Om haar bevel kracht bij te zetten, begon ze alvast mijn witte overhemd te strijken.
'Ik doe aan wat ik wil. Het is tenslotte mijn lijf. En mijn boek.'
'Als jij in kimono op de foto gaat, dan gooi ik je het huis uit.'
Ik wist dat mijn voorkomen 'naar de wereld toe' haar hoog zat, maar zo hoog... De laatste keer dat ze ontplofte over mijn uiterlijk was in 2008, toen ik bij de boekpresentatie van FAKE weigerde een pak aan te trekken dat ze speciaal voor dat doel had aangeschaft. (Ik voelde me meer senang in mijn, toegegeven, wat minder flitsende, trouwpak. Uiteindelijk bleek ik me ook heel senang te voelen in háár pak, zie foto hierboven, maar dat had kennelijk tijd nodig.)
Woedend beende ze het huis uit, de deur hard achter zich dichttrekkend.
De telefoon ging. Mijn agent. 'Hoe is het Viktor?'
'Goed. Ik ga zo op de foto. In kimono.'
'Ik zou een pak aantrekken als ik jou was.'
Was zij net door mijn vrouw gebeld?
Uiteraard zwichtte ik.
Ik ben al heel lang niet meer van mezelf.




Bonnie & Clyde 3.0



Bonnie & Clyde sprongen in de volvo gewapend met een stapeltje posters en een emmer behangselplak en scheurden de stad in. Bonnie had behulpzaam een lijst van wildplakplekken uitgeprint, hetgeen volgens Clyde een contradictio in terminis was, omdat het hele idee van wildplakken nou juist – etc. Ze moesten gewoon zijn waar de studenten zijn. 'Dus op naar de Oudemanhuispoort!' Aangekomen op de Kloveniersburgwal, knikte Clyde naar het Beaufort-huis en zei tegen Bonnie: 'Gooi er daar maar ééntje door de bus, die hebben het nodig.' Toen hij dubbel parkeerde voor de Poort, en Bonnie het vuile werk liet doen – het overplakken van een poster voor een ander boek – dacht hij: ik kan hier niet zo maar werkeloos blijven zitten, terwijl Bonnie... dus besmeerde hij een poster, stapte de auto uit, en plakte deze op een regenpijp. Ha! Daarna liep hij koelbloedig naar Stichting Perdu, een eindje verderop, en gooide twee affiches in de bus. Zo! dacht hij. Klabang! In zijn ooghoek zag hij hoe twee mannen van handhaving passeerden. De handboeien bungelden vervaarlijk om hun middel. 'Good job, Clyde,' zei Bonnie bij terugkomst, haar jurkje strak trekkend. 'Hoe bedoel je?' vroeg Clyde, 'de pigs zitten ons op de hielen!' 'Nee, ik bedoel die regenpijp!' Clyde gaf haar een Franse zoen. Een lange. Bonnie trok haar hoofd weg en riep: 'Nu wegwezen voordat Cition langskomt! Cition ziet alles!' Clyde stuurde de volvo vol gas over de grachten, langs Rusland, en de oude Hoogstraat naar de Warmoesstraat. Met slippende banden, waar rook afkwam, en de geur van smeulend rubber, hield hij stil voor de sociëteit van het ASC. Bonnie had nog nooit van een sociëteit gehoord maar dat weerhield haar er allerminst van het stroomkastje naast de ingang te beplakken. Yay! Glimmend van ondeugd nam ze weer in de passagiersstoel plaats. Inmiddels was een grote hoeveelheid politie-agenten op de been om het wildplakduo in de kraag te vatten. Het was alleen nog mogelijk om over stoepen en de Dam via het Bungehuis naar de Roetersstraat te racen, tegen het verkeer in, door de kogelregen heen, maar daar aangekomen was de volvo op 48 plekken doorboord. Bonnie's kopje hing. Clyde sleepte zich met bebloed overhemd koffieshop Het Ballonnetje in en vroeg de man achter de afhaalbalie of hij een postertje op de muur mocht prikken, naast het digitale wiet en hasj-menu. Dat mocht. Hij kon nu sterven.

De weg naar de uitgang is afgebogen



Toen gisteren de zaterdagkrant van Het Parool door de brievenbus knalde, zei ik tegen lieftallige: 'Mijn kop gaat eraf.'
Ik was enigszins gespannen, had al enkele dagen de ietwat potsierlijke zinsnede 'de belangrijkste zaterdag uit mijn leven' gebezigd. Reason being: er moet nog minstens 1 recensie verschijnen van Het dispuut in 1 Echte Courant om te voorkomen dat mijn boek wegglijdt in de vergetelheid. Zulks verordonneren de wetten in de aandacht-economie.
Lieftallige bekeek voor mij de boekenpagina. Geen recensie. Maar: 'Je hoeft jezelf nog niet in te graven voor je winterslaap want je staat op nummer 8 van de Scheltema top 10!'
In plaats van 'Bijna bij Pauw' kon mijn grafschrift worden gewijzigd in '3 weken in de Scheltema Boeken Top 10'.
Her en der in het gezin werd gehigh-fived, want vorige zaterdag stond ik nog op plaats 9. Er was dus vooruitgang. (De week dáárvoor kwam ik binnen op 6, dus de weg naar de uitgang is afgebogen.) De achtjarige knipte het stukje uit en plakte het op de ijskast naast een oude krantenkop, ook uit het Parool.
Zou de oorlog op de sociale media die lieftallige in mijn naam, en ook een beetje de hare, aan het voeren is, vruchten afwerpen? Zouden enkele (oud)-corpsleden wellicht ietwat nieuwsgierig zijn geworden? Heeft een plek in de top 10 een self-fulfilling effect?
We weten het niet. Nobody knows anything, luidt nog altijd een van mijn favoriete wijsheden uit de entertainment industrie, waar literatuur welbeschouwd ook toebehoort. Hoe dan ook, ik kan weer ademen.

Gefnuikte ambities

Vier uur voordat Uitzending Gemist hem achter slot en grendel zou verstoppen, slaagde ik erin om de moed bijeen te rapen om eindelijk Publieke Werken te gaan zien. Toen die film uitkwam twee jaar geleden en hij matige recensies kreeg, heb ik mezelf er succesvol van weerhouden om hem in de bioscoop te bekijken uit angst de literaire ervaring die Thomas Rosenbooms chef d'oeuvre in mijn herinnering had achtergelaten te bezoedelen. Maar gisteravond moest het er toch van komen.
Joram Lürsens boekverfilming begon met een verkrachting. Dat zorgde ervoor dat lieftallige, die ik had uitgenodigd op de bank, zich schielijk uit de voeten maakte. Nu heb ik niets tegen een verkrachting op zijn tijd, maar ik kon me helemaal geen verkrachting uit het boek herinneren en zelfs Tarantino zou geen film laten beginnen met een verkrachting (Paul Verhoeven daarentegen misschien weer wel). Wat is er op tegen om bij het begin te beginnen van het prachtige drama van het ingenieuze verhaal, dat draait om hebzucht en gefnuikte ambities? Was scenarist Frank Ketelaar bang dat mensen daarbij in slaap zouden vallen?
Gelukkig werd de film gaandeweg beter. De verkrachtingen namen af. De dialogen bleven vaak nog steeds onverstaanbaar, een bekend euvel van Nederlandse films (het helpt niet als de dialogen worden 'ondersteund' door gepingel op een piano). Er wordt uitstekend geacteerd in deze film; door Derwig en Scholten Aschat, en toch werd hun wanhoop en vernedering nergens echt voelbaar – of geestig, voor mijn part. Het bleef schematisch. Ik hoop op een remake in 2035.

Boekenbalts

Mijn dichtstbijzijnde lezer was al vroeg begonnen met lezen. In bed schurkte de rug van haar boek tegen die van het boek dat ik aan het lezen was in een soort ingewikkelde boekenbalts. Dat was misschien iets te dichtbij, maar gelezen worden is gelezen worden, en: waar moest ik heen? Ik wilde zelf ook lezen in bed.
Dit was enige weken geleden. Sindsdien heb ik het boek nu eens met ezelsoren, dan weer opengeslagen aangetroffen op haar nachtkastje. Ze is iets over de helft.
'Ik lees langzaam, ik wil er zo lang mogelijk over doen.'
Strelende woorden, maar een oordeel van de dichtstbijzijnde lezer over het gelezene in zijn totaliteit is ook wat waard.
Gisterenavond dook ze weer met Het dispuut in bed.
Vlak voordat ik de deur uit ging – misschien toch beter dat de schrijver de intimiteit van het lezen niet verstoort, dat mijn aanwezigheid de receptie van het gelezene niet beïnvloedt – zei ze: 'O, op deze zin heb je lekker zitten puzzelen. Dat weet ik zeker. Ik zie het voor me.'
'Welke zin?'
'Verliefd worden op een lesbiënne is zoiets als proberen een ei te bakken in de diepvries.'
'Dat weet ik niet meer. Misschien kwam het er in één keer uit.' Ik gaf haar een kus en vertrok.

Not So Famous Last Words


Fietsendiefstal

Eerst werd de fiets van mijn gymnasiast gestolen. Voor CS, terwijl hij aan een ketting lag. Nu heb ik over het algemeen niet zoveel met spullen, maar deze fiets, een cadeau voor zijn zestiende verjaardag, was toch wel een bijzonder geval, en niet omdat hij zo duur was. Hij was helemaal niet duur, en toch mooi. 'Ik wou dat ik zo'n fiets had gehad op jouw leeftijd,' zei ik tegen mijn gymnasiast (iets te vaak, wellicht).
Hij had zelf ook de p in, dat hij gestolen was. We hebben onmiddellijk een vervangende fiets voor hem geregeld, maar dat kon natuurlijk lang zo'n mooie niet zijn.
Daarna werd zowel de trapfiets als de loopfiets van mijn dochter gestolen. Die stonden al maanden, misschien een jaar, gezamenlijk voor de deur bij het bankje, gebroederlijk aan elkaar vastgeklonken met een cijferslot dat een kind open kon maken. Een symbolisch cijferslot. Zo van: ja, je kunt die fietsjes zo meenemen, heel moeilijk is dat niet, maar laat dat nou, want ze worden gebruikt door een kind.
Welnu, die boodschap kwam niet over. De dief/dievegge dacht waarschijnlijk: iemand die de fietsjes van zijn kinderen symbolisch op slot zet, hecht weinig waarde aan die fietsjes/ kan zich gemakkelijk nieuwe fietsjes veroorloven.
Nog waarschijnlijker is dat hij/zij helemaal niets dacht.
De eerste kennismaking van mijn kinderen met de Slechtheid van de Grote Stad.

Revolutionaire vis

'Je hebt revolutionairen en decorateurs,' zegt Michel Houellebecq in de merkwaardige, maar alleszins bezienswaardige documentaire To Stay Alive - A Method van Erik Lieshout die ik voorbij zag komen op internet. 'Ik behoor tot de decorateurs.' Mooi onderscheid. En niet alleen in de literatuur.
Uiteraard behoort Houellebecq niet tot de decorateurs, maar tot de revolutionairen, zij het dat een schrijver die dat over zichzelf zou verklaren, waanwijs is, of een ijdeltuit (of beide).
Een ijdeltuit is Houellebecq niet. Zoals hij daar in die documentaire Iggy Pop – wel een ijdeltuit –, ontvlucht om buiten een sigaret te roken, de peuk vastgeklampt tussen middel- en ringvinger, deed hij me nog het meest aan een vis denken. Vissen hebben ook geen gezichtsuitdrukking. Die kunnen geen gezichtsuitdrukking hebben, 'die weten alles al' (Platonov).
Mij sprak de wijsheid 'Behoor nergens toe. En als je toch ergens toe behoort, verraad het' nogal aan. Die komt uit Rester vivant, een vroeg essay van Houellebecq waarop Lieshout zijn docu baseerde. Dat essay kende ik nog niet. De e-versie, €1.99, kan ik me nog wel veroorloven, en het Frans moet te doen zijn.

Verdediging

De zaak Madsen intrigeert me. Voor degene die de kortjes in de krant heeft gemist: excentrieke Deense uitvinder, bijnaam Rocket Madsen, neemt ambitieuze Zweedse journaliste mee op boottochtje in zelfontworpen onderzeeër. Een paar dagen later wordt in zee een romp van een vrouw zonder ledematen en hoofd aantroffen, terwijl Madsen zijn eigen U-boot heeft laten zinken. Gisteren verklaarde Madsen tegen de rechter dat zijn passagier bij het uitstappen uit de onderzeeër een zwaar luik tegen haar hoofd kreeg. Die klap had zij niet overleefd. Toen had hij besloten tot een zeemansgraf, want ja, dat is the thing to do. Hij verklaarde trouwens ook SM-liefhebber te zijn, en een keer wurgseks te hebben gehad in zijn U-boot met een minnares.
Waarom heeft die Madsen niet meteen het advocaten-team van Robert Durst in de arm genomen? Voor wie de HBO-true crime serie The jinx heeft gemist: daarin wordt deze telg van vastgoedmiljardairs vrijgesproken van moord op zijn buurman in Texas, wiens lichaam in onderdelen in de baai van Galveston wordt aangetroffen. De verdediging liet eerst een psychiater langskomen om de verdachte tot Asperger-patiënt te verklaren. Vervolgens werd de doodslag en de verminking omgebogen tot noodweerexces.
Maar misschien geldt ook hier: only in Texas.

Natuurlijke vijanden

Voor haar verjaardag had ik mijn dochter vier spinnen gegeven en een vlieg. Het idee was voor elk jaar van haar leven een spin, en, om die spinnen ook wat te doen te geven, een vlieg. Ze was er blij mede. Het waren flinke spinnen. Ze waren zu haben, zoals dat heet; ze wachtten op de ochtend van haar verjaardag aan het plafond in hun respectievelijke webben tot iemand ze zou pakken. Toen ik ze gepakt had, dat wil zeggen gevangen in een doorzichtig plastic bakje, want wat heb je aan gevangen spinnen als je ze niet kunt zien, kwam ik ook nog een vlieg tegen, alsof het afgesproken werk was, die dacht onzichtbaar te wezen op een verdord blaadje in het gras. Ik greep hem Obama-like uit zijn comfort-zone en voegde hem tot mijn verbazing zonder morsen (geen van de spinnen morste uit het bakje bij opening) bij zijn natuurlijke vijanden. Nu werd het spannend, dacht ik, maar het werd niet spannend. Er gebeurde niets. Na wat paniekerig op en neer getrippel van de spinnen, gingen ze als vleermuizen aan het plafond van het bakje hangen en verroerden zich niet, alsof ze in een winterslaap zaten. De vlieg ondertussen verschool zich onder het blaadje. Na de verjaardag van mijn dochter mocht ik de diertjes weer vrijlaten. De spinnen snelden er vandoor, maar de vlieg niet. Hij zat vast in een stukje meegekomen web.

Geachte boekenliefhebber/liefhebster of anderszins literair geïnteresseerde medemens,

1. De vraag 'Hoeveel boeken heb je al verkocht?' is niet een vraag waar een schrijver die net een boek 'uit' heeft op zit te wachten. Het antwoord, dat zij vaak zelf niet eens weet – sterker : niet eens  w i l  weten – is namelijk per definitie teleurstellend, tenzij zij Astrid Holleeder heet, J.K. Rowling of Xaviera Hollander (in 1971). De vraag naar de hoeveelheid boeken over de toonbank is als de vraag naar de hoeveelheid stenen die een bouwvakker heeft gemetseld. ('Moge het spel u interesseren, van belang is niet de knikker, maar het spel zelf.')

2. De vraag: 'Kun je ervan leven?' of de variant: 'Doe je er nog iets naast?' zijn evenmin vragen waarmee een schrijver die net een boek 'uit' heeft, – en die dus nog enigszins in de waan leeft dat dat boek haar bijbaantjes overbodig zou kunnen maken, alsmede subsidie-aanvragen en bedelrondes bij familie en vrienden, want dat is toch het hoogste goed, dat je als schrijver met je boeken in een behoefte voorziet, een  l i t e r a i r e behoefte – heel erg graag om de oren wil worden geslagen.

3. De toevoeging 'Een vriend/oom/collega van mij heeft ook een boek geschreven' is een toevoeging die achterwege mag blijven, net zoals de verzuchting 'dat er ook zo ontzettend veel boeken uitkomen'. Een schrijver die net een boek 'uit' heeft is uitstekend op de hoogte van de stortvloed aan titels waarmee de hare concurreert; daarvoor hoeft zij alleen maar een boekhandel binnen te wandelen, en als er iemand naar haar boek informeert, hetgeen ze op zichzelf toejuicht, hoewel halfhartig want zij heeft helemaal geen zin om voor de zoveelste keer de flaptekst te reproduceren, – zij hoort zichzelf praten over haar werk, terwijl haar werk  g e l e z e n  moet worden etc. etc. – dan zou zij het graag even over dat boek willen hebben en niet over een ander boek cq. andere boeken... Of is dat teveel gevraagd?

4. 'Ik zou dat nooit kunnen, een boek schrijven.' De schrijver heeft vaak gespeeld met het idee om zich op feesten en partijen voor te doen als belastingadviseur, om het 'interessante gesprekje' niet te hoeven voeren. 'Ik zou dat nooit kunnen, belastingadviezen geven.' Of: 'Ik begrijp niet hoe je dat kunt, belastingadviezen geven.' En: 'Waar haal je al die belastingadviezen vandaan?'

5. 'Waar gaat je volgende boek over?' Een schrijver die net een boek 'uit' heeft wil graag nog even bij dat boek blijven. Die wil nog niet meteen afscheid hoeven nemen van dat boek, waaraan zij dikwijls een jaar, niet zelden verscheidene jaren, geploeterd heeft. Die wil dat die titel zo lang mogelijk in de winkel blijft liggen, liefst op een zichtbare plek; en daarna wordt ingekocht door de bibliotheek die het boek tot in het einde der tijden op de planken zet.

6.  'Ik lees alleen nog maar ePubs, geweldig, laatst kreeg ik van een kennis een bestandje met honderd nieuwe titels, heel fijn.' ...

Hartelijk dank voor de medewerking.