Afbreukrisico

De vraag kwam van helemaal boven in het goedgevulde auditorium van het NatLab, – waar ik meedeed aan een literaire talkshow –, en de persoon die hem stelde was in duisternis gehuld. De vraag was gericht aan mij.
'Viktor,' zo baste de vragensteller door de zaal, 'waarom zouden mensen jou ooit nog iets vertellen als jij alles opschrijft wat je te horen krijgt?'
Goede vraag. Ik herkende nu ook de stem. Dit was de stem van Broer de Miljonair.
Eindelijk, zou ik bijna zeggen. Ik had zijn stem, en zijn vraag, veel eerder verwacht. Maar ik had geen goed antwoord klaar. Ik bazelde door de microfoon iets terug van dat ik onlangs een oude, Surinaamse man was tegengekomen, die, toen hij hoorde dat ik schrijver was, uitriep: 'Een schrijver! O, die moet je héél goed verzorgen, hè.' Maar dat was geen antwoord op de vraag, eerder een anekdote, en na afloop van Boekie Nights, zoals deze literaire talkshow was gedoopt, ontstond er alsnog tussen mijn broer en ik een levendige discussie in het café over de verhouding tussen schrijverschap en discretie.
BdM zei dat ik een boek had geschreven met een hoog afbreukrisico. Immers, voor hem stond/staat wel degelijk wat op het spel, kapitaal, zogezegd. Kapitaal, dat hij kon verliezen. Dat was niet gebeurd, maar het had kunnen gebeuren. Hij verweet me indirect dat ik daar te weinig rekening mee had gehouden.
Ik verweerde me dat ik hem in mijn boek toch niet bij name had genoemd, en zijn bedrijf een andere naam had gegeven, en dat ik alleen 'vertrouwelijkheden' had opgeschreven die functioneel waren. 'Dus als ik geweten had dat jij in een scheiding lag, had ik dat niet opgeschreven, want dat is niet functioneel.'
Leuk geprobeerd, deze theorie, maar BdM trapte er niet in.
Toen gooide ik het over een andere, wellicht ietwat wanhopige, boeg: 'Als mijn boek geen enkel afbreukrisico had ingehouden, was niemand erin geïnteresseerd geweest.'
Een theorie die onmogelijk kon worden getoetst.
Hoe dan ook, de conclusie stond voor BdM vast.
Mij vertelt hij niks meer.