Eenzaam protest



Het is nog vroeg, het miezert, en ik zit in mijn early week dip dus heel raar is het niet dat ik me dooderger aan de dikke vette Volvo naast me die wachtend voor de brug zijn motor laat draaien. Ik ben de enige in het groepje fietsers die er wat van zegt, mogelijk de enige die het is opgevallen, want het is een stille motor, maar hij draait wel degelijk en ik meen uitlaatgassen te hebben geroken.
'Hé!' Ik fluit op mijn vingers; goddank komt er geluid uit. De man achter het stuur zit op zijn mobieltje en reageert niet. 'Hé jôh! Doe die motor even uit!' Ik oogst geen enkele bijval van het langzaam aanzwellende groepje wachtende fietsers. Na nog wat kabaal merkt de Volvo mijn actie eindelijk op, opent eerst het verkeerde raampje, namelijk aan zijn kant, dan het goede, en richt vervolgens zijn vragende, niet onsympathieke baby face mijn kant op. 'Of je je motor even uit wilt zetten, ik heb geen zin om jouw uitlaatgassen in te ademen!' hoor ik mezelf foeteren.
Opmerkelijk hoe een deel van je persoonlijkheid zomaar uit het niets kan opzetten, zoals een bel uit een ballon waar je in knijpt. Op ieder ander moment had ik mijn schouders opgehaald, was het me niet eens opgevallen, droomde ik voor me uit over de Amstel of bestudeerde ik in stilte een of meerdere medemensen om me heen. Wordt mijn hysterie ingegeven door de berichtgeving over door auto's veroorzaakte fijnstof in de stad (zou het inademen van dit Volvo-gas een dag leven schelen? Een dagdeel? Een uur?) Val ik ten prooi aan acute klageritis, die me in een andere situatie, bij een ander, enorm zou hebben geïrriteerd?
De man begrijpt de boodschap en zet zijn motor uit. 'Zo goed?'
'Ja. Dank je. Enorm bedankt, hoor.' Ik kijk de andere kant op.
De brug gaat alweer open. De menigte zet zich in beweging.
Protest maakt eenzaam – een van de redenen, vermoed ik, dat zo weinigen protesteren.