Adolescent interview



'Meneer mogen wij u interviewen?' Twee adolescenten – aandoenlijk, zoals alle adolescenten –, maar omdat het gymnasiasten zijn (twee meisjes van het Cygnus), nog aandoenlijker.
'Tuurlijk, ga zitten.' Ik zit zoals zo vaak op mijn bankje op het zijplein van de school van mijn vier- en achtjarige, en ik lees, zoals zo vaak, terwijl zij spelen (het verbaast me dat ik de enige ben). Ik schuif een stukje op en luister naar de meisjes.
'Wat vindt u van de Plantagebuurt.' 'Vindt u dat het te druk is in de Plantagebuurt.' 'Zou u iets aan de Plantagebuurt willen veranderen.' Enzovoort, enzoverder tot in de eeuwigheid amen. 'Het is voor aardrijkskunde.' 'In mijn tijd...'
Het ene meisje heeft lang donker haar en is al een halve vrouw; het andere meisje, met plaatjesbeugel en jeugdpuistje, is op weg een kwart vrouw te worden. Beiden houden hun mobieltje voor zich omhoog als een soort schild (of wapen). De donkere meisjesvrouw maakt de aantekeningen, het beugeltje stelt de vragen. Misschien zou je omgekeerd verwachten. Schaamte is iets dat groeit.
Mag ik jullie ook nog een vraag stellen, vraag ik na afloop, als ze een selfie met mij hebben gemaakt (anders gelooft het Cygnus niet dat het interview heeft plaatsgevonden): 'Waar dromen jullie van?'
Peinzende gezichten. Dat vinden ze een moeilijke vraag. Is het ook. Ik probeer ze op weg te helpen met mijn theorie, dat mensen rond hun twaalfde, dertiende nog durven te dromen, nog overal mogelijkheden zien; daarna laten ze zich steeds makkelijker terugfluiten door de realiteit. Then again, waarom zouden deze meisjes dat zomaar willen delen met een wildvreemde die hun vader, misschien zelfs grootvader, zou kunnen zijn?
Dan, eindelijk, na een stilte, bekent de kwartvrouw met de beugel: 'Ik droom wel eens van een truitje, of een bloesje, dat ik graag wil hebben.'