De buurvrouw met de vinger

Roffel op de voordeur. De buurvrouw van ver weg staat voor me, de buurvrouw die geen moslima is (voorzover ik weet), maar toch een hoofddoekje draagt, in de stijl van de jaren vijftig/zestig, en die eigenlijk te ver weg woont om een buurvrouw te kunnen heten. Ze houdt haar gehandschoende hand omhoog. 'Wil je mijn fiets even op slot zetten, want dat lukt mij niet.' Ze knikt naar haar vinger.
'Gewond?'
'Ja.'
Nu herinner ik me dat ik haar vanochtend ook al zag, wachtend op haar fiets bij het kruispunt, de vinger met een pleister ostentatief de lucht in gestoken.
Nadat ze me heeft laten zien hoe ze met een vinger die het nog wel doet, het achterlichtje uitschakelt, dirigeert ze me met haar fiets naar een plek in het fietsenrek. 'Behalve dat ringslot heb ik nog een hangslot maar daar zit een sleutel in die er niet uitkan, dus of je dat hangslot zo op wilt hangen dat niemand ziet dat hij eigenlijk niet op slot zit... Nee, probeer die sleutel er maar niet uit te krijgen, want dat is nog niemand gelukt. Het is de verkeerde sleutel, zie je.'
Ik doe wat mij wordt opgedragen. 'Wat is er met je vinger gebeurd?' wil ik toch nog wel weten, al was het maar voor dit stukje. Ze vertelt, met half overslaande stem van opwinding, hoe haar vinger tussen de balkondeur kwam, zo'n plastic deur. Haar hand en haar hoofd zaten even niet op dezelfde golflengte, vandaar, ze opereerden onafhankelijk van elkaar, een duidelijk gebrek aan coördinatie kortom, en toen ging het dus mis.
Ik knik. 'Als ik nog iets kan doen voor je dan geef maar een gil.'
'Als mijn vinger genezen is, koop ik een bos bloemen voor je.'
'Dat is nou ook weer niet nodig,' mompel ik nog, maar ik denk niet dat ze me heeft gehoord.