verwoed fietst Monoman achter haar lichaam aan
telkens als hij denkt haar bij 't huis te zien staan
aan het eind van de lange lorkenlaan
blijkt ze stiekem verwisseld van baan
verwoed fietst Monoman achter haar lichaam aan
telkens als hij denkt haar bij 't huis te zien staan
aan het eind van de lange lorkenlaan
blijkt ze stiekem verwisseld van baan
Het gras onder de tent die niet eens was gebruikt,
die daar maar had gestaan,
voor niemand,
waar geen hond in had geslapen,
of zelfs maar een bosmuis in had vertoeft,
was morsdood,
bleek toen ik hem afbrak.
Geen spriet had de absolute verstikking
van de afgelopen periode overleefd.
O, zeker hadden ze het geprobeerd, de sprieten,
om door het grondzeil heen te dringen,
zonder resultaat.
Toen er ook geen water meer over was om zich aan te laven,
hadden ze het opgegeven, waren ze voorgoed
bezweken onder de zinloosheid.
Ik staarde naar de traag bewegende pissebedden,
de duizendpoten en de torren,
die onrustig een heenkomen zochten.
Zou deze plek ooit weer groen worden?
Het was bijna niet voor te stellen, maar ook en juist
wat bijna niet voor te stellen is, gebeurt, soms.
Mocht ik ooit mijn eigen brug hebben,
zal er iemand afspringen?
Zal die persoon de sprong overleven?
Zal die naar de kant zwemmen of door een binnenvaartschip opgepikt worden,
of worden gered door een voorbijganger met een hond die in het water duikt,
– niet die hond maar die voorbijganger –,
met haar kleren aan en denkt
ik had mijn kleren uit moeten trekken?
Zal die persoon denken weer niet gelukt,
ik zal mij moeten bezinnen
op drastischere, minder publieke methodes?
Er zal geen Viktor Frölkebrug komen.
En al zou hij er zijn,
ik ben er niet meer.
Of is dit weer teveel gevraagd?
Kennelijk, want het is ons nog nooit gelukt om een langere periode achtereen elkaar niet de schedels in te slaan.
Is 't een kwestie van schaarste? Cultuur, religie? Van jaloezie, van oude vetes, rancune, blinde haat? Van een zorgvuldig gefabriceerd paranoïde vijandbeeld? Een degradatie van de ander tot slaaf, dier of object?
Bizar dat de o zo geavanceerde mens niet inziet dat de enige manier om dit aardige aardetje niet aan zelfvernietiging ten onder te laten gaan is door subito te stoppen met bommen en als de sodemieter elkaar de helpende hand te reiken.
Fuck defensie! Fuck agressie! Leve vreedzame coëxistentie en pragmatische urgentie!
i.m. judith
de onkwetsbaarheid van de klaproos
schuilt in het naakte feit
van haar sublieme onverkrijgbaarheid
Onvermijdelijk dooft de zon.
Onomkeerbaar doven de sterren.
Als we maar lang genoeg wachten
wordt alles stil, koud (of juist heet). Bewegingsloos.
Alleen een grove overtreding van die heilige
tweede hoofdwet der thermodynamica
– en wie zou dat dan moeten organiseren? –
kan de boel nog, eventueel, redden.
Ach nee, laat maar. Het is goed zo.
Ook het meeste fenomenale kunstwerk ons bekend
dat moeilijk te geloven uit toeval is geboren
zal verdwijnen in het oneindige met een zucht.
die verrukkelijke lente, dat oneindig knisperende
wanneer je weer gelooft in het goede
oudroze fonteinen tegen nieuwblauwe luchten
verdrijven moeiteloos de geur van de dood
het is april en ik wil weer zingen en dansen
met wie maar wil in de stad
jou in mei omhelzen
omdat je blijft
we dragen het lot dat ons toevalt
we hebben geen keus dan
door te gaan tot de zomer
afscheid te nemen in de herfst onder de wol te kruipen in de winter
maar eerst een hand voor het scherpe licht
de alles verwarmende zon toelaten
de belofte van een ontkiemende vrucht
de droneachtige vlucht van een hommel beschrijven
de machtige omarming van de magnolia
alsof vroeg in de ochtend
duizenden koolwitjes op de kale takken neerdaalden
om ons uit onze angstdroom wakker te kussen
Don’t ever write anything
You don’t like yourself
And if you do like it
Don’t take anyone’s advice
About changing it.
They just don’t know.
Raymond Chandler