Dankzegging



Mijn dank gaat allereerst uit naar alle mensen die in mijn dagboek voorkomen dan wel in het postbode-deel van mijn leven: collega’s, jullie weten wie jullie zijn. In het bijzonder wil ik 'Jeff', 'Klaas', 'Thea', 'Govert', 'Hotpants', 'Duco', 'Edith', 'Connie', 'Yusuf', 'de Siciliaan', Romke, Koen, Maarten en Sacco bedanken. Buurtbewoners in de Apollobuurt: ik ga jullie missen, met name mijn zenuwarts, Anne Sluizer, Octave en 'Kate'.

Nu moet ik Rob van Essen noemen. Ik ben gezegend om iemand op zeshonderd passen van mijn huis te hebben wonen die een goede schrijver is, de tijd neemt mijn werk van opbouwende kritiek te voorzien en die in zijn totaliteit een bijzonder aangenaam mens is. Rob, ik zou graag ook eens voor jouw boek een blurb schrijven, maar misschien wil je dat helemaal niet.

Iemand anders die mij van opbouwende kritiek en wijze raad voorziet – niet zo vreemd want dat is haar werk – is Lolies van Grunsven. Toen ik dit dagboek afhad, zo’n 9 maanden geleden, dacht ik: waarom hiervoor een literair agent inschakelen? Wat valt er te verbeteren aan een dagboek? Er valt toch ook niets te verbeteren aan de werkelijkheid zoals die zich heeft voorgedaan? I couldn’t have been more wrong, want Lolies heeft niet alleen grote lappen overbodigheden en saaiheden geschrapt, maar ze zei ook: ‘Viktor, dit boek gaat eigenlijk over schaamte. Diep dat uit.’ Dat heb ik gedaan, en niet alleen volgens mij is het er beter van geworden.

Het zou hypocriet zijn om het Letterenfonds niet te bedanken, dus bij deze. De mensen bij het Letterenfonds zorgen beter voor mij... dan goed voor me is, wil ik schrijven, maar ik bedoel: dan ik ooit voor mogelijk had gehouden, zeker niet nadat ik in 2009 een vlerkerig briefje terugstuurde na mijn eerste subsidie-afwijzing.

Het is usance om je uitgever te bedanken bij zo’n gelegenheid, want zonder uitgever geen boek. Maar in dit geval is het meer dan een plichtpleging, want Arend Hosman, mijn uitgever bij Thomas Rap, heeft dit boek niet alleen uitgegeven, hij heeft me ervan overtuigd dat dit boek  e e r s t  moest worden uitgegeven, nog vóór mijn roman Het dispuut, die al af was. Zijn argument: dit boek gaat jou vermoedelijk wat aandacht opleveren, waar je andere boeken hopelijk ook plezier van hebben. Is het te vroeg om te zeggen dat Arend Hosman gelijk heeft gekregen? Nee, dat is het niet. Ik ben 14 keer geïnterviewd over dit boek, iets waartoe Soesja Schijven, die achter de knoppen zit in de War Room bij De Bezige Bij, ook voor een groot deel toe heeft bijgedragen. Nooit gedacht dat ik een diepte interview aan de Echo zou geven, maar dankzij Soesja vond ik het de normaalste zaak van de wereld. (Die krant blijkt trouwens beter te worden gelezen dan de NEE-stickers doen vermoeden).

Andere munitie kwam evenmin uit de lucht vallen. Ik dank Elselien van der Kooi voor de postzakken en de stempel, the one and only Annelies Frölke voor de briefkaarten, en Saar Schwachöfer, mijn redacteur, voor haar nimmer aflatende geestdrift voor mijn werk naar alle kanten toe.

Floris van der Kleij mag niet ontbreken in dit dankwoord al was het maar omdat ik hem in mijn vorige dankwoord, drie jaar geleden bij Zalig uiteinde, verzuimd heb te noemen. Floris ontwierp de de schrijftempel in mijn tuin – het mooiste werkvertrek, durf ik staande te houden, van Amsterdam en omstreken. Work smarter. Work Hubbel.

Moker zij geprezen voor hun prachtige omslag. Dit is een boek dat zelfs ik cadeau zou willen doen.

Als ik gelovig was geweest had ik op deze laatste plek God bedankt, Vishnu of The Theory of Everything, maar ik ben niet gelovig dus het wordt de CEO van PostNL. Here’s to you, Herna.