11. Valse voorwendselen, anyone?
Voorzichtig hielp Z. Ariane uit de kist. De Jeude zag er niet uit alsof hij bevrijd wenste te worden; zijn wangen hingen erbij als lege boterhamzakjes. 'Wat is er?' vroeg Z., toch nog geschrokken. 'Wat er is?' riep Ariane uit, alle troep van zich af kloppend, haar haar eerst voorover en daarna achterover gooiend, 'wat d e n k je dat er is?' Z. bevoelde zijn stoppelbaard, veegde met de rug van zijn hand langs zijn neusgaten – een hinderlijke tic van hem, vond hij zelf ook. 'Nou, ja, ik zie ook wel dat de onderaardse wandeling nog niet was begonnen, maar –.' 'Wat nou onderaardse wandeling, je hebt me nooit over een onderaardse wandeling verteld! Valse voorwendselen, anyone? En heb je me ooit een waiver laten ondertekenen? Dat bedoel ik! See you in court, sicko!' Woedend, zij het nochtans doelloos, beende ze het appartement door. 'Wacht dacht jij, dat ik zomaar zou uitbailen, zonder de bloesem te hebben gecheckt?' 'Midden in de nacht?' wierp Z. tegen, ook al was het pas half tien 's avonds maar dat kon Ariane niet weten. 'Midden in de nacht bloesemen de bloesems anders ook hoor,' mopperde ze, al minder woedend. Z. had geen verstand van bloesems, en trouwens ook niet van vrouwen, zeker niet van vrouwen die eigenlijk nog meisjes waren, die geen vrouw wilden worden, en al helemaal geen moeder, die hun hele leven wilde bloesemen – zoals Ariane. Hij werd verlegen van haar; zeker nu ze haar stem verhief, werd ze nog adembenemender. In de deuropening stond ze haar ogen uit te wrijven, rek- en strekoefeningen te doen; de oneindigheid in de kastkist met De Jeude hadden haar jeugd geen goed gedaan. 'Waar wil je die bloesem dan gaan bekijken?' probeerde Z. voorzichtig. Ariane trok haar jurkje recht en fluisterde: 'Bij het Tsunami-monument natuurlijk.'