9. Hefboomeffect



Toen Z. alsmaar geen gehoor kreeg op zijn vragen, zowel per modern communicatiemiddel als direct, door de lucht zeg maar, naar de gesteldheid van zijn cliënt, had hij de deur van De Jeudes bovenwoning ingetrapt. Die vloog opmerkelijk makkelijk open. Het leek zelfs alsof het slot niet eens kapot was, of althans, dat er geen sporen van braak waren, dat de deur zo weer dicht kon, alsof er niets was gebeurd. Z. stormde naar binnen en bestudeerde de kist. 'De Jeude?' riep hij, kloppend op de zijkant (aan de voorkant zaten allerlei kunstige versierselen die het kloppen onmogelijk maakten). 'Ariane?' Niets. Nog geen zuchtje, of hoestje. Het zou toch niet waar zijn, dacht Z., dat het tweetal nu al aan De Jeudes onderaardse wandeling was begonnen? Dat zou op zijn zachtst gezegd prematuur zijn; de kist was nog niet eens ter aarde besteld. Het was fysiek en metafysiek onmogelijk dat er aan wat voor onderaardse wandeling dan ook kon worden begonnen. – Panisch zocht Z. naar iets in De Jeudes woning waarmee hij de kastkist open kon breken. Het was nota bene zijn, Z.'s idee geweest, om de deur van de kist zo te ontwerpen dat hij, als hij eenmaal dicht ging, niet meer open kon, noch van de binnen, noch van de buitenkant, om halfslachtig escapisme te voorkomen. Maar waar een wil is, was een weg, dacht Z. – moest een weg zijn! Dit was een noodgeval! Hij rende naar de keuken. Er was zo te zien al een tijdje niet meer afgewassen. Hij greep tussen de vieze borden een mes en een houten pollepel uit de gootsteen. Aan de pollepel kleefden uitgeharde, zwart uitgeslagen etensresten, bolognesesaus hoogstwaarschijnlijk, maar dat was van ondergeschikt belang. Het ging om het hefboomeffect. Z. was voornemens de deur tot een kiertje open te wrikken met het mes, daarna zou de pollepel het zware werk moeten doen. – Het mes gleed soepeltjes naar binnen, maar de pollepel brak meteen af. Z. rende terug naar de keuken. Hij wilde het met een deegroller proberen, maar toen hij terugkwam was het mes weg.