Een naar verhaal waar niemand op zit te wachten

Janos Valentiny: The beggar

Voordat ik het kantorencomplex van mijn agent betreed op de Korte Leidsedwarsstraat, word ik aangesproken door een jongeman die scheef loopt, scheel kijkt en vieze, kapotte kleren draagt.
Ik banjer al de hele middag door de binnenstad, iets wat ik iedereen kan aanraden die even niet meer weet wat hij met zichzelf aanmoet en die zich afvraagt waarom hij ook alweer in een stad als Amsterdam woont.
Dat van die  overlast van toeristen is onzin. Toeristen horen bij een stad als luizen op een kinderhoofd.
'Sir, can I ask you for some money, I haven't eaten yet, the place at the Leger des Heils didn't have the kind of food that I need.'
De jongeman houdt zijn hand open om te laten zien wat hij heeft: vijf cent. Een goede truc.
'Hoe oud ben je?'
'O, u spreekt Nederlands! Ik dacht dat u een toerist was, u ziet er zo toeristisch uit.'
'Dank je. Maar hoe oud.'
'Vijfentwintig.'
Ah, denk ik en haal mijn portemonnee tevoorschijn, die nu eens niet helemaal leeg is, – een meevaller – even overweeg ik hem €5 te geven, maar ik bedenk op tijd dat een donateur moet doneren naar draagkracht en niet naar dromenland, dus ik houd het op €2. Hij steekt het gretig in zijn zak.
'Denk je dat bedelen de toekomst heeft?'
Een deel van zijn scheve gezicht wil ja knikken, dan lijkt in een ander deel van zijn hoofd het kwartje te vallen en op de toon van een gestraft kind zegt hij: 'Nee.'
'Je zou het eens bij Oudezijds100 moeten proberen, een soort klooster op de wallen, daar kun je gratis eten en volgens mij ook slapen.'
Hij begint te stralen. Hij zou erachter aan gaan. Ik hoop niet dat ik teveel heb beloofd.
Als ik in het kantoor van mijn agent plaatsneem, hoor ik mezelf zeggen: 'Ik heb een titel voor het deel van mijn manuscript waar mijn uitgever niet doorheen komt. Een naar verhaal waar niemand op zit te wachten.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn