Tijl Uylenspiegel

Ik chauffeer mijn blinde buurman naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, waar hij voor de laatste keer bloed zal prikken. Het hoeft niet meer, omdat zijn behandeling voor longkanker erop zit. Hij is 'genezen' verklaard. Hij rookt ook weer – of eigenlijk, nog steeds. (Maar wel minder. Of althans, dat probeert hij.) Hij heeft ontzettende mazzel gehad dat de nivolumab bij hem wel aansloeg (en bijvoorbeeld bij Eberhard en Cruyff niet). Met zijn blindheid (veroorzaakt door een zeldzame ziekte) had hij weer wat minder mazzel.
We staan voor de receptie van de bloedafname en hij meldt trots dat hij voor het laatst bloed komt prikken.
'O, maar dat is prachtig nieuws,' zegt de receptioniste.
'Ja, ik ben net Tijl Uylenspiegel die op het koord danst,' kraait hij, waarop hij in een hoestbui uitbarst. Als die voorbij is, mompelt hij: 'Dat hoesten is niet zo mooi, maar goed.'
Ik gids hem naar bloedaftapbalie 6, hoewel dat niet nodig is, hij weet waar hij moet zijn, hij is er eerder geweest. Een besproette jonge vrouw van wie de kapotte spijkerbroekknieën onder haar witte jas uitpiepen, tapt vijf, zes buisjes bloed af. Het kleurt donkerbruin. Ik had het roder verwacht. 'Alle bloed heeft precies dezelfde kleur,' zegt de verpleegster.
Ieder mens is uniek, iedere tumor ook, lees ik als we weer naar buiten stiefelen op de muur in de gang van het ziekenhuis. Een weinig hoopgevende slogan. Er had ook bij mogen staan wat mij betreft, dat de oorlog tegen kanker soms op verrassende wijze wordt gewonnen.