Waterput

Van alle rurale, agrarische elementen waarmee ik hier op de ruilboerderij in het achterste uithoekje van de Achterhoek word geconfronteerd, ben ik het meest onder de indruk van de waterput – omdat hij het doet, vermoed ik, en omdat je er technisch iemand in zou kunnen gooien. (Alleen technisch. In de praktijk zal het in de put gooien tegenvallen voor de gooier, en meevallen voor de gegooide, omdat er een rooster zit boven het wateroppervlak en hij/zij waarschijnlijk met enige moeite wel dankzij de overvloedige klimop eruit zou kunnen klauteren, en in elk geval om versterking roepen, bellen of appen). Water haal je omhoog met een ijzeren emmer die aan een haakje hangt, en dat haakje zit weer vast aan een lange hefboom met contragewicht, waardoor het nauwelijks kracht kost om een tot de rand toe gevulde emmer omhoog te takelen. Dat water haal je trouwens voor de paarden. Die staan in een stal. Ze zijn bejaard. De ene heet Aukje, de ander Luna, maar we weten niet wie wie is. Als ik ze hooi en haver en zemelen heb gegeven, allemaal gortdroge spullen, dan snakken ze naar een bak water. Ze duwen me bijna om, als ik hun stal in stap. Ik moet denken aan het bruikbare spreekwoord (waar ik geen Nederlands equivalent van ken, wie het weet mag het zeggen) you can bring a horse to water but you cannot make it drink. In dit geval is aanbieden genoeg. Hoe simpel, en hoe dankbaar. Nu nog poep scheppen. Er ligt een flinke berg vijgen. Ik verheug me.