Kleine boom

'Nog even over de boom die jullie gaan kopen,' sprak lieftallige aan de ontbijttafel met gezag, als er iemand gezag heeft op dit vlak, dan zij, 'laten we dit jaar een –'
'K l e i n e   boom kopen!' gilde ik. 'Mijn idee!' Ik hamer al zolang ik kerstbomen koop op het belang van een kleine boom. Wie klein woont moet geen grote boom kopen. Die moet eigenlijk helemaal geen boom kopen, maar dat is onbespreekbaar, en bovendien, geen boom grenst aan kindermishandeling.
'Dat dacht ik ook. Een boom niet groter dan...'
'De vierjarige!' gilde ik nogmaals.
Lieftallige knikte. We waren het een keer eens over de grootte van de aan te schaffen boom. Dat mocht in de krant.
De vierjarige straalde. De achtjarige, die net zijn pannenkoek had weg gekauwd, verbleekte. Daarna trok hij een pruillip. Toen rolde, als kaarsvet in een overlopende kaars, een traan uit zijn ooghoek. Ik streelde hem zacht met de rug van mijn vingers over zijn wang, en bedacht hoe prachtig hij kon huilen.
'Maar...' protesteerde hij, 'dan kunnen de ballen er niet in!'
'Welke ballen?'
'Die mooie ballen!'
'Jawel,' suste lieftallige, 'die passen er prima in. Wacht maar.'
Die middag togen de achtjarige, de vierjarige en ikzelf door de natte sneeuw naar de hoek van de straat, om daar bij de bloemist, die voor de gelegenheid zijn baard had laten staan, een boom aan te schaffen. Hij had alleen maar bomen ter grootte van de achtjarige (of, als je de piek meerekende, van de vijftigjarige), dus die namen we, tot groot genoegen van de achtjarige. In deze boom, wist hij, zouden al zijn ballen een plaats krijgen.
'Timmer er maar een kruis onder,' zei ik tegen de zoon van de bloemist, die de helpende hand bood. Eerst boorde hij een gat in de versgezaagde stam, daarna zette hij er een houten X tegenaan, waarin al een ongeveer tien centimeter lange spijker zat, – hetgeen me nogal lang toescheen, maar ik heb er geen verstand van. Tenstlotte begon hij met een vierkante moker keihard op die lange spijker te beuken. Niet vier keer, maar veertig keer.
'Au,' zei ik voor de boom, met plaatsvervangende pijn.
Mijn achtjarige keek naar me op. Hij begreep me.