6. Alleen een herbivoor weet zeker dat aan zijn maaltijd geen moord is voorafgegaan.


De maaltijd die de vierkante vrouw Groeninx van Zoelen iedere dag na gedane arbeid voorzet zou je eenvoudig doch voedzaam kunnen noemen. Je zou hem ook dégueulasse kunnen noemen, maar alleen als je ervan gegeten hebt. Groeninx van Zoelen mag trots melden dat hij sinds zijn veertiende vegetariër is, toen zijn vader met zelfgeschoten wild aan kwam zetten en Frédéric voor het eerst de connectie legde tussen carnivorisme en kannibalisme. De vraag is waar de ene soort begint en de andere ophoudt. Alleen een herbivoor weet zeker dat aan zijn maaltijd geen moord is voorafgegaan. Het vegetarisme is niet iets dat de vierkante vrouw bijzonder bezighoudt. Groente is veevoer; zij leeft bij vlees. De worst die op Groeninx van Zoelens bord ligt, naast een grote aardappel, en een handvol champignons uit blik, ziet er niet uit alsof hij gemaakt is van mensenbloed, maar hem zou je alles wijs kunnen maken. Zoals iedereen die ooit zijn wonden heeft schoon moeten likken, kent Groeninx van Zoelen alleen de ijzerachtige smaak van vers mensenbloed. Hij doet alsof hij kauwt. Als de vrouw niet kijkt, spuugt hij het vlees op de grond en schuift het met zijn schoenpunt onder de bank. Als zij vraagt hoe het gesmaakt heeft, put hij zich uit in complimenten.

5. Het leven en de dood


De volgende dag, als Groeninx van Zoelen aan het werk is, mompelt hij bij zichzelf: 'Ik heb nog nooit gewerkt.' En daarin heeft Groeninx van Zoelen gelijk. Hij heeft nog nooit gewerkt. Het is niet zo dat hij trots is op zijn lege CV. Als hij anderen ziet werken stelt hij zichzelf vrij snel de vraag: waarom is hiervoor nog geen machine uitgevonden, die het beter kan? Groeninx van Zoelen is bescheiden. Hij zou maar wat graag willen dat er een machine was uitgevonden voor het werk dat hij nu doet, want elk mens is lui, en hij is een mens, ergo, enzovoort, tegelijkertijd beseft hij ook dat hij niet degene is, of ooit zal zijn, om een machine uit te vinden die dit werk zou kunnen overnemen. Ook al heeft hij nooit gewerkt, en zeker niet met zijn handen – kijk maar hoe delicaat ze zijn, het zijn pianohanden; helaas was Groeninx van Zoelen te lui om piano te leren spelen hoewel zijn moeder pianolerares was – hij heeft grenzeloos respect voor ingenieurs die met hun machines het leven hebben vergemakkelijkt, veraangenaamd, verlicht. Striktgenomen hebben ingenieurs  het leven mogelijk gemaakt. En de dood, niet te vergeten.

4. Een wandelend lijk.


Midden in de nacht wordt Groeninx van Zoelen wakker, met zijn kleren, en het licht, nog aan. Zijn mooie blonde haartjes zitten helemaal door de war. 1984 is op de grond gevallen. In de deuropening verschijnt een lange, magere man. De magere man heeft grijze stoppels, en uitstekende jukbeenderen en diepe oogkassen. Een wandelend lijk. Hij lacht. 'Goed dat je er bent, Frédéric,' zegt hij, schor. 'Waar was u?' vraagt Groeninx van Zoelen, 'waarom heeft u me niet ontvangen?' De magere man schudt zijn hoofd. 'Het is beter zo. Dat zul je vanzelf zien. Is er nog iets dat je wil weten?' Nu schudt Groeninx van Zoelen zijn hoofd. Hij hoeft niets te weten. Voorzover hij niet alles weet, kunnen deze lacunes later, op een andere manier worden gevuld. Voordat de magere man de deur weer achter zich dichttrekt zegt hij: 'Ik ga nu weg. Je zult me voorlopig niet zien. Ik zal jou wel zien. Ik zal elke stap zien die je zet. Als je een stap zet die mij niet bevalt, grijp ik in. Maar het liefst laat ik alles aan jou over. Het liefst had ik je nu ook laten slapen. Dit soort arrangementen vereist subordinatie, discretie, minimale disruptie. Dat begrijp jij ook wel. Wij kennen elkaar niet. Wij hebben elkaar nooit ontmoet. Dit is nooit gebeurd. Dit huis bestaat niet eens.'

3. – no escape.


'Mag ik me even terugtrekken?' vraagt Groeninx van Zoelen aan de vierkante vrouw. 'Ik heb een lange nachtelijke reis achter de rug, ik heb het een en ander voor de boeg, zoals u zult begrijpen, dus ik zou graag even gaan liggen als u het niet erg vindt.' De vrouw knikt, met haar vierkante oogleden; althans zo interpreteert Groeninx van Zoelen haar minieme gelaatsuitdrukking. Nochtans maakt ze geen enkele aanstalten hem zijn kamer te laten zien. Daar zijn ook geen afspraken over gemaakt. Hij gaat er gemakshalve van uit dat hij zich een ruimte van het huis tijdelijk toe mag eigenen. Als de vierkante vrouw in een bijvertrek verdwijnt, staat Groeninx van Zoelen op, rekt zich uit, en loopt richting de gang, waar hij een stenen trap aantreft. Langzaam sjokt hij de treden op. Alle muren van het huis, dus ook die in de gang, worden in beslag genomen door tot de rand gevulde boekenplanken. Een bont behang. Twee van de vier deuren op de eerste verdieping staan open. Achter de ene open deur een rommelige studeerkamer met een vooroorlogse computer. Achter de andere een slaapkamer met onopgemaakt bed, met opnieuw muren vol boeken. Groeninx van Zoelen trekt een boek uit de muur en leest: 'Always the eyes watching you, asleep or awake, working or eating, indoors or out of doors, in bath or in bed – no escape. Nothing was your own except the few cubic centimeters inside your skull.'

2. Vierkant


'Excusez moi?' zegt Frédéric Groeninx van Zoelen, met een moe hoofd, door de poort van het ommuurde oude huis in Caux, waarop met bonte letters KILL is gekalkt. Het is hem al eerder opgevallen, die ochtend, de graffiti op het Franse platteland. Graffiti op het Franse platteland is zoiets als Hepie en Hepie op het Holland Festival: je verwacht het niet. 'Allo!' roept hij nog maar eens, nu iets luider, als op de beleefdere aanspreekvorm geen respons komt. Als hij zich afvraagt of hij niet aan het verkeerde adres is, ziet hij in de struiken iets bewegen. Een vrouw verschijnt, van middelbare leeftijd, met een zwarte jurk aan, een zwart hoedje op, en een hark in haar hand. Langzaam, heel langzaam komt ze naar de poort gesloft en opent deze. 'Bonjour,' zeg hij, en steekt zijn hand uit. 'Groeninx van Zoelen? Ik moet hier zijn.' De vrouw, die een vierkant gezicht heeft, pakt zijn hand met drie vingers aan bij de pols, alsof het een verzopen katje is. Zij heeft zwarte handen, die van hem zijn klam; zo hoeven ze elkaar niet te besmeuren. Daarna neemt ze hem van top tot teen op. Haar vierkante ogen gaan nauwelijks open. Als hij is goedgekeurd, sloft ze langzaam naar het huis. Even later zit hij aan een lage, rommelige keukentafel. De vierkante vrouw maakt koffie, scheurt stokbrood. De vrouw heeft nog altijd niets gezegd. Striktgenomen was het ook niet nodig.

1. Het is voorlopig het beste om helemaal in je omgeving op te gaan.


Op zijn geheime email-account ontving Frédéric Groeninx van Zoelen, rusteloos gelukszoeker te Amsterdam, gisteravond de volgende email: 'Print dit bericht uit en voer stap voor stap de hiernavolgende opdrachten uit. Vertel niemand wat je van plan bent. Geen grappen. Sluit het huis goed af. Stap in de auto. Toets het volgende adres in: 16, Avenue de la Gare, Caux (Frankrijk). Ga niet over Parijs, maar over Metz-Nancy. Duw Miles Ahead in de cd-speler en draai de A2 op, maar neem geen onnodige risico's en hou je aan de snelheidslimiet. Niet omdat je je zorgen zou moeten maken over de boetes, maar omdat we niet willen dat je wordt gefotografeerd. Het is voorlopig het beste om helemaal in je omgeving op te gaan. Rijd in een keer door via Eindhoven naar Luik. Pauzeer bij de eerstvolgende benzinepomp langs de E25. Drink koffie. Geen Red Bull. Met niemand aanpappen. Volgende stop is voorbij Dijon. Dat lijkt ver, maar er is nauwelijks verkeer. Rijd als een god door Frankrijk: groot licht aan en blazen maar. Zorg dat de halve maan rechts van je blijft hangen aan de paarszwarte hemel. Bij Valence heb je, het zal dan rond 7 uur in de ochtend zijn, de keuze tussen een McDonald's en een imitatie-Café de France. Kies voor de laatste. Sop croissants en jam in lauwe café au lait. Neem een powernap op de achterbank zodat je rond elven aankomt op de plaats van bestemming met een relatief fris hoofd.'

Werkgeven


Net als ik met beeldend kunstenaar Arjen het terras rond mijn schrijfhuis aan het leggen ben –  een schrijfhuis zonder terras is als een bed zonder poten – staat ineens André van de botenpaniekdienst voor mijn neus met een verroeste startmotor in zijn hand. In de keuken achter hem zie ik nog net hoe Maria de ijskast aan het uitmesten is. Het wachten is op tuinarchitect Dick. Nooit eerder heb ik zoveel mensen aan het werk gehad. Ik voel me... werkgever. Eindelijk. Dat moet toch het doel zijn van elke werknemer: dat hij zich vroeg of laat ook eens tot de werkgevers mag rekenen, al is het maar voor een middag. Arjen wil weten of ik het erg vind als het terras niet 100 % waterpas is. André wil weten of hij een nieuwe startmotor mag aanschaffen, aangezien met deze toch overduidelijk geen enkel scheepje meer op te starten is. Wat Maria wil weten weet ik niet. Volgens mij hoeft ze niets te weten; het ijskast uitmesten lukt zo ook wel. Ik antwoord Arjen dat het leven een beetje scheef is, een niet helemaal waterpas terras hoort daarbij. Ik antwoord André dat ik het hem mogelijk zal maken een nieuwe startmotor aan te schaffen. Dick ontwerpt een tuin. Lang leve het grootkapitaal.

Vain, door Arjen Lancel.