Onzichtbaarheden



In mijn droom zag ik mijn vader.

Hij zat aan tafel, met een krant voor zich.

Jonger, beter, bijna onherkenbaar.


‘Pa, goed je te zien,’ zei ik.

Ik gaf hem een kus, maar kreeg er geen terug.

‘Ik vroeg me al af waarom het zo lang duurde.’


Ik liet me een glas wijn inschenken

door mijn moeder. ‘Wat leuk dat je er bent,’ zei ze.

Het was even stil. Toen zei mijn vader:  ‘Wat zo lang duurde?’


‘Nou,’ zei ik. ‘Ik heb je, eens even kijken,’

ik telde de maanden af op mijn vingers,

‘acht maanden niet gezien.’


Mijn vader nam een slok van zijn wijn en pulkte

met de nagel van zijn wijsvinger

aan de nagel van zijn duim.


‘Maar wat me het meest verbaast,’

ging ik verder, ‘is dat je er zo goed uitziet.

Eigenlijk beter dan ooit.’


Hij keek me ongelovig aan,

met één opgetrokken,

slordige wenkbrauw.


‘Ik heb hem geknipt,’ zei mijn moeder,

‘en ik heb een nieuwe trui voor hem gekocht.

Staat ‘m goed, hè?’


Mijn vader las zachtjes hoofdschuddend verder in de krant.

Hij was een groot scepticus.

Ik geloof dat ik zijn scepticisme mis.





























Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat jullie er zijn