Ik zit aan de eettafel met mijn moeder.
In mijn ooghoek zie ik,
door het raam aan de straatkant,
een oud mannetje opdoemen,
op een scootmobiel,
met een pet op, en een, voorzover ik kan beoordelen,
korzelige, niet te zeggen, nurkse gezichtsuitdrukking,
alsof hij terug is van de paardenrace waar Stamina
weer eens ondermaats presteerde.
Is dit mijn vader?
Nee, denk ik, en ik denk dat mijn moeder het met me eens is,
als ik haar op het mannetje zou wijzen,
dat nu overigens onder ons in de garage is verdwenen.
Dit kan, of kon, mijn vader niet zijn.
Mijn vader bevindt zich in een hardplastic container,
nummertje zus- en zoveel,
drie kilo aan as,
zojuist afgehaald bij het verbrandingshuis.
Mijn moeder heeft hem
achter het kastje,
uit het zicht
geplaatst,
zolang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat jullie er zijn