IJzersponsje

Na afloop van Becoming, een moderne dansvoorstelling van Iván Pérez met elektronische muziek, of beter gezegd: een 'landschap van geluid', liep ik naar het tafeltje vol apparatuur van waarachter Rutger Zuydervelt (Machinefabriek) dat landschap had voortgebracht. Tot mijn verbazing trof ik op zijn tafeltje geen laptops, iPad etc. aan, maar diverse cassettebandjes en een transistorradiootje (en natuurlijk ook allerlei panelen met schuiven en knoppen, want daar had ik hem aan zien schuiven en draaien tijdens de voorstelling). Ik stond daar nog geen tien seconden of Zuydervelt kwam zelf aangelopen, vanuit de kleedkamers, alsof hij voorvoelde dat er nog vragen waren. En niet alleen van mij. Er had zich een groepje mensen verzameld rond zijn intrigerende electronica-opstelling. 'Er ging van alles fout,' verontschuldigde hij zich, maar dat hadden wij onmogelijk kunnen opmerken, want hij 'plays to tape', zoals hij uitlegde, en wij wisten niet wat er op die tape stond of wat hij daaraan toe had moeten voegen. Mij deed zijn uur durende compositie af en toe prettig denken aan Mogwai, maar soms deed hij ook minder prettig een schepje bovenop mijn tinnitus, (maar dat had Zuydervelt niet kunnen weten). De drie dansers in de voor de rest lege zaal boden, en kregen, weinig aanknopingspunten. Improvisatie maakt een voorstelling spannender maar ook kwetsbaarder. Het geluid kwam in golven en de dans kwam in golven en soms kwamen ze samen. Ik wees op een ijzersponsje dat op een ijzeren plankje lag, met nog wat ijzeren staafjes erbij, die op antennes leken, en vroeg: 'Hoe werkt dat?' 'O,' zei de Geräuschmacher verontschuldigend, 'als je dat een beetje zo op en neer wrijft, krijg je gekraak en geschuur. Werkt heel goed. Lekker goedkoop ook.'

Lieve porno

Al een tijdje probeerde ik de 'vieze films' bij de VPRO te streamen, maar dat kan, ter bescherming van de tere kinderziel, alleen na 22.00 (hoe doen ze dat?), maar dan slaap ik de slaap der rechtvaardigen. Gisteravond lukte het dan eindelijk toch. Gelukkig waren het korte filmpjes, maar dat was dan ook, afgezien van onbedekte lichaamsdelen en kortcyclische bewegingen, de enige overeenkomst met porno. Want deze filmpjes waren lief. In het eerste, MF, deden ze het in het maïsveld, in het tweede filmpje, Interracial, deden ze het in het donker, en in het derde, GAY, deden ze het bij een meertje. Nu heb ik niets tegen lief, integendeel, maar liefde gaat niet goed samen met porno. Liefde introduceren in porno is zoiets als marktkooplui introduceren bij de Bijenkorf (misschien andersom). Zou het niet toch iets met schaamte te maken hebben, dat zelfs de VPRO, in 2017, niet all the way durft te gaan? Geen schaamte voor seks, nee dat niet, Ari Deelder, die het liefste filmpje maakte, verklaarde ook niets tegen seks te hebben – wel tegen porno, hetgeen bij mij de vraag deed rijzen: waarom wordt een regisseur die niets met porno heeft gevraagd een 'porno' te maken? Rudy Kousbroek schreef jaren geleden eens dat het probleem met porno niet de daad is, maar de afstotende lelijkheid waarmee die wordt vormgegeven, maar volgens mij was ook bij hem de schaamte er toch via de achterdeur in gekropen. Echt vieze filmpjes zijn, nou ja, vies. Enigszins verontrustend, weerzinwekkend zelfs. Wie zijn fantasie gebruikt, of wat rondklikt op zijn favoriete site, weet wat ik bedoel. Het fascinerende is dat wat in onopgewonden staat weerzinwekkend is, in opgewonden staat, nou ja, geil kan worden. 'Kom je nog naar bed,' vroeg lieftallige gisteravond. 'Ik moet nog even deze gay neukscene afkijken,' zei ik vanaf de bank. 'Van wie?' 'Van de VPRO.' En inderdaad, het was leerzaam. Educatief wellicht. Waarvoor dank. Maar porno was het niet.

De jas van buurman Jan

'Viktor, ik heb nog een jas,' zegt buurman Jan, niet voor het eerst. 'Neckermann.' Hij had, de schat, al diverse malen gewag gemaakt van een jas die hij nog had, Neckermann, en die volgens hem voor mij uiterst geschikt was. Ik heb geen jas nodig, en ik twijfelde aan de geschiktheid voor mij van zijn Neckermann-jas, maar hoe maak je zoiets beleefd duidelijk? Dat kan niet. Dus ik bel aan bij buurman Jan, die, moet ik er denk ik wel bij vermelden, in de zeventig is, sinds zeven jaar weduwnaar en een tevreden roker bovendien.
'Viktor, kom binnen. Koffie?'
Ik wil eigenlijk geen koffie. 'Ja, graag.'
De buurman verdwijnt in de keuken om koffie te zetten. De jas hangt in de gang. Hij is niet te missen. Hij hangt aan een hanger, met een plasticje om zijn schouders. Het is een lange, donkere jas. Een ouderwetse jas. Aardiger is het om te zeggen: een klassieke jas.
Buurman Jan haalt het plasticje van de schouders en geeft mij de jas. Ik trek hem aan. Hij zit mij als gegoten. Eindelijk een heertje, of zo. 'Er zit een split aan de achterkant. Dat is handig, want dan kun je er ook mee op de fiets.'
Society Shop zie ik in de voering staan , maar buurman Jan herhaalt: 'Neckermann' en ik corrigeer hem niet. Schuldgevoel maakt zich van mij meester. 'Hoe kom je aan die jas?'
'Heeft mijn vrouw gekocht. Maar mij past hij niet. Te groot.'
'En je zoon?'
'Die heeft mijn schouders.'
'Je hebt hem al die jaren hangen en toen dacht je: misschien iets voor mij?'
Hij knikt. Straalt. 'Ik heb hem nog laten stomen.'
Ik trek de jas weer uit. 'Moet je er wat voor hebben?'
Jan schudt hevig zijn hoofd, gebaart naar de zitkamer, waar de televisie aanstaat op formule 1, zonder geluid, hetgeen mij de beste manier lijkt om formule 1 te kijken.
We kletsen wat, maar ik wil eigenlijk naar huis. Dus als hij een nieuwe sigaret draait, loop ik naar de keuken met mijn koffie, giet de koffie in de gootsteen en zeg: 'Ik moet gaan.'
Thuisgekomen incasseer ik bewondering alom voor mijn klassieke, perfect passende jas, behalve van de vierjarige, die haar neus in de wol steekt en zegt: 'Je stinkt.'

Rode vlaggen

Nieuwe Vriend P. heeft een nieuwe, lees: veertien jaar oude auto op het oog bij een tweedehandsdealer in het Gooi. Of ik zin heb om mee te gaan. Later denk ik: hij heeft een chauffeur nodig, maar ook: een tweedehandsdealer in het Gooi? Anytime.
Op weg erheen, het zonlicht schittert over de weilanden, vertelt P. dat hij telefonisch had gevraagd of het mogelijk was een aankoopkeuring te laten doen. Daar had de dealer nogal onwelwillend op gereageerd. Eerste rode vlag, maar je kunt je vergissen.
We lopen door de showroom die vier keer zo groot lijkt vanwege de spiegels rondom. De dealer is nergens te bekennen. Wel een man die bezig is een auto te stofzuigen. We kijken naar een glimmende Jaguar voor nog geen 4000 euro. Dat is niet veel voor een glimmende Jaguar, maar als het geen goede Jaguar is, is het weer  w e l  veel.
De man stopt met stofzuigen, haalt een ring tevoorschijn tjokvol autosleutels en neemt ons mee naar een belendende garage. Daar staat de Saab op gas uit 2003 voor minder dan 3 mille waar P. zijn oog op heeft laten vallen. Hij is nog nat van het wassen. Een mooie auto, maar is hij ook goed?
P. start hem, ik ga achterin zitten en probeer alle knopjes. 'De stoelverwarming achter werkt!' kraai ik, als een klein kind. 'Maar een van de lichtschakelaars is lam.'
'De koplampen flikkeren als je ze aandoet,' ziet P. in de auto voor hem. 'Soort disco lights. Heel raar.'
Dan komt de dealer, een grote, ongeschoren vent, gekleed in een krap zittend jack. P. doet de motor uit, dat werd ook tijd, ik had niet zo'n zin te worden vergast.
'Je mag alleen een proefrit maken als we het eens worden over de prijs,' zegt de dealer. Tweede rode vlag.
P. protesteert dat hij juist een proefrit wil maken om te kijken of de Saab die prijs waard is.
'Ik ga hier niet de hele tijd groene kaarten uitlenen aan mensen om ze dan, als ze terugkomen, te horen zeggen: we zien ervan af, er zit een kras op de bumper.'
De dealer blijft tijdens het gesprek, als een roestige versnellingsbak, weinig soepel schakelen tussen vriendelijk en onvriendelijk.
Uiteindelijk neemt hij plaats achter het stuur en start de auto. Als hij de koplampen aandoet, klinkt er een hard kloppend geluid. Hij zet de auto meteen weer uit.
'Lastig beroep, tweedehandsautoverkoper,' zeg ik, op de terugweg.
P.: 'Zeker, maar de strategie van deze man werkt in elk geval n i e t .'



Kleine komedie

Omdat mijn verlangen op te gaan in de boeventronie van Dimitri Verhulst eindig is, en uit verkeerde zuinigheid, kocht ik enkele weken voor de voorstelling 'Godverdomse dagen op een godverdomse bol' met en door Corrie van Binsbergen c.s. in de Kleine Komedie, het allergoedkoopste kaartje.
'Slecht zicht' stond er nog bij, maar ik dacht dat dat wel zou meevallen. En anders was het niet zo erg. Het viel ook mee, daar op het tweede balkon helemaal rechts, en nogmaals, mijn goesting naar Verhulsts smoelwerk kent haar grenzen, maar er was nog een probleem.
Ik zat daar, in mijn eentje, totaal voor lul.
Mensen wezen omhoog en opzij, begonnen met hun telefoon foto's te maken. Verdomd, daarboven zit nog iemand! Moet je kijken, daar in het schellinkje, un enfant du paradis!
Of het plaatsvervangende schaamte was, een brandvoorschrift, of welwillendheid weet ik niet, maar nog voor de voorstelling begon kwam een allervriendelijkste plaatswijzer me weghalen en dirigeerde me naar een leeg gebleven plek vlak voor het podium.
In korte tijd was ik van de allerslechtste naar de allerbeste plek verhuisd. Zonder ervoor te hoeven betalen. Of ik nu wilde of niet, ik kreeg de volle lading.

Pulitzer

Het is zondagochtend. Ik zit op een krukje voor mijn ouders, die pontificaal op twee fauteuils zijn geplaceerd in de lounge van het Pulitzer Hotel, waar ze de nacht hebben doorgebracht op uitnodiging van Broer de Miljonair, die recent een appartementje op de kop heeft getikt om de hoek.
'En,' vraagt mijn moeder, 'heb je goed geslapen?'
'Nee,' zeg ik. Daaraan is niets gelogen.
'Ik ook niet,' zegt mijn moeder, opnieuw hoofdschuddend over de kamer in het Pulitzer. 'Bespottelijk! Weet je wat de duurste kamer hier kost?'
'Duizend euro?'
'Vijftienhonderd. Ik heb het zelf gevraagd. En weet je wat je dan krijgt? Een eigen opgang vanaf de Keizersgracht...'
'...ok´, dat kan prettig zijn...'
'En kunst aan de muur. Kunst! Voor 1500 euro!'
'Wat voor kunst? Mag je mee naar huis nemen?'
Ze hoort me niet meer. Morele verontwaardiging is niet bevorderlijk voor de communicatie.
Ik moet toegeven dat ik vijftienhonderd euro wat aan de hoge kant vind, per overnachting. Aan de andere kant, er zijn ongetwijfeld duurdere hotels in Amsterdam. Dat wil mijn moeder best geloven.
'En wie zijn al die mensen?' wijst ze om zich heen in de drukke lounge. 'Ze zien er niet heel erg, nou ja, wat zal ik zeggen...'
'Toeristen,' opper ik.
'Toeristen?'
'Amsterdam wordt gezien als een prime destination in de toeristenbrans.'
Mijn moeder schudt opnieuw, of nog steeds, haar hoofd.
Mijn vader kent de waarde van de stad, maar hij zal blij zijn als hij weer thuis is.

Veiligheidsactie

De dienstdoende reparateur voor onze dysfunctionele oven, een man van in de veertig met een oorringetje, huppelde opgewekt met twee kunststof koffers het huis binnen. Ik had niet zo veel reden tot opgewektheid. Ik dacht aan de voorrijkosten.
'Wat is het probleem: de koppeling, of de verwarmingselementen?' vroeg hij, een blik werpend op het apparaat, dat ik voor zijn komst braaf had schoongemaakt.
Ik wist niks van een koppeling. 'Hij verwarmt slecht,' zei ik. 'Maar hij is dan ook al tien jaar oud en wordt intensief gebruikt.'
De reparateur dook in de oven en meldde even later, nog steeds opgewekt, dat een van de elementen was ontploft, hetgeen de gebrekkige verwarming verklaarde, en dat de reparatie daarvan ongeveer even duur was als een nieuwe oven. Dat was het slechte nieuws, dat ik ook al min of meer had verwacht. Het goede nieuws was dat hij de gaskoppeling ging vervangen in het kader van een wereldwijde veiligheidsactie van de fabrikant, die op radio televisie en in kranten was wereldkundig gemaakt maar waarvan wij niets wisten, om explosiegevaar tegen te gaan, en dat in het kader hiervan de voorrijkosten kwamen te vervallen.
'Het gaat om een hele kleine kans,' zei hij, nog altijd opgewekt. 'Als het je overkwam dat je oven ontplofte zou je meteen een staatslot moeten kopen, want daarmee win je dan geheid.'

Aanzoek (roddel)

Zodra je me too of I have aan de koffietafel laat vallen, komt het gesprek pas goed op gang. Ongepast seksueel gedrag: echt een conversation starter.
'Ken je dat verhaal al van Dieter van Zwanenburg?'
'Nee, wat is er met Dieter van Zwanenburg? Dat is toch die vent van dat ene liedje, kom hoe heet het ook alweer?'
'Die ja. Nou, die zag eens in een café een bekoorlijke jongedame staan voor de toog, die haar handen ontspannen achter haar rug hield, zo losjes in elkaar gevouwen, met de handpalm naar buiten, en weet je wat die Dieter van Zwanenburg toen gedaan heeft?'
'Nee. Vertel me wat Dieter van Zwanenburg toen gedaan heeft.'
'Hij is achter die bekoorlijke jongedame gaan staan, heeft zijn lid uit zijn broek gehaald en heeft hem zo bij haar in de handen gedrukt.'
'Ook een manier.'
'Ik zou bang zijn voor scherpe nagels. Je moet er toch niet aan denken dat zo'n bekoorlijke jongedame haar nagels in je lid zet. Of in je balzak.'
'Was ie hard, Dieter van Zwanenburg?'
'Hoezo?'
'Nou ja, het lijkt me voor een bekoorlijke jongedame aan de ene kant een nadeel om een harde Dieter van Zwanenburg achter je te hebben staan, maar aan de andere kant is het misschien ook een belediging om een zachte Dieter van Zwanenburg achter je aan te treffen.'
'Geen idee. Maar weet je wat het mooie is: ze zijn dus wel met elkaar getrouwd, die twee.'
'Het was dus een huwelijksaanzoek.'
'Zo zou je het kunnen zien.'
'Romantisch.'

Spinnen en sadisme

Eigenlijk had ik een hagiografisch katten-stukje willen schrijven, zo'n irritant kattenstukje waarin de schrijver en lezer een complot aangaan waarin alleen katten er zogenaamd toe doen. De aanleiding was het spinnen van onze logeerpoes. Dat doet hij nogal vaak en het blijft een nogal vreemd geluid. Eigenlijk wilde ik het daar ook niet over hebben, maar over ronronner, de prachtige onomatopee voor spinnen die de Fransen hebben bedacht. (In het Nederlands zou spinnen een accuratere beschrijving van het geluid kunnen zijn, ware het niet dat niemand meer weet hoe een spinnewiel klinkt.) Ik ging me afvragen of er nog meer mooie onomatopeeën waren (in het Noors bijvoorbeeld), maar ik heb geen zin om te googelen of mijn schoonmoeder lastig te vallen. Bovendien eist ander kattengedrag mijn aandacht op: sadisme. Een keer trof ik de huispoes aan in de gang jonglerend met een halfdode muis. Hij lag op zijn rug, de poes, terwijl hij de halfdode muis, versuft, nauwelijks in staat nog enige overlevingsdrang te tonen, met zijn klauwtjes in de lucht hield. Heel knap inderdaad, maar mag het misschien ook ietsjes minder wreed? Vanochtend was het weer raak. De vierjarige was van streek omdat ze logeerpoes met muis in bek door de kamer zag banjeren. Ik heb de laatsten met succes naar buiten gejaagd, want hoe je het ook wendt of keert, beesten horen buiten. Een uur later was hij nog niet klaar. Het weerloze schepsel bibberde en zijn vacht was doorweekt. Zijn gepiep ging door merg en been. De angst van de muis deed me denken aan die van een gemartelde gevangene. Ik heb hem tenslotte met stoffer en blik opgeraapt en hem aan gene zijde van de schutting aan een nieuw hoofdstuk in zijn leven laten beginnen.

Verstoring

Gisteravond, bij de monoloog Montyn die acteur Yorick Zwart hield in Saskia's Huiskamer, waar we op uitnodiging van Jans weduwe, Hi-en, samen waren gekomen, werden we opeens ruw gestoord in ons semi-geheime samenzijn. Terwijl we met een man of dertig, gezeten aan een lange tafel, aandachtig luisterden naar Yoricks theatrale versie van Montyns nog altijd krankzinnige verhaal, geënt op Dirk Ayelt Kooimans gelijknamige roman, klonk er gelal vanaf de Albert Cuyp. Een stel gabbertjes, zag ik door het grote vensterraam, was doende met een brommer op de stoep, ginnegappend, stoned of dronken. Ze leken niet van plan weg te gaan, omdat er toevallig daarbinnen iets gaande was dat stilte vereiste. Ik stoorde me niet alleen aan hun geluid, ik stoorde me ook aan hun moedwil en daar ging het fout. Ik dacht aan een uitspraak van Yorick/Montyn, dat van alle ontberingen afstomping en onverschilligheid de ergste zijn. Toen is er kennelijk een stofje in mijn hersenen aangemaakt, dat een serie pulsjes in gang zette, waardoor ik opstond van mijn stoel, zachtjes de deur opende naar de straat en siste of het wat zachter kon. 'We zijn hier bezig.' Ik sloot de deur en ging weer zitten. Of mijn actie het gewenste doel had bereikt, werd niet lang daarna duidelijk. 'O, we moeten weer stil zijn ha ha!' brulde een van de jongens door het raam naar de zwijgende menigte. 'Voor een of andere vergadering. Boeien!'

De verkeerde brug



Is dat het hoogste voor een mens, een brug naar zich vernoemd te krijgen? Denkelijk niet. Maar een vliegveld of stadion is niet voor een schrijver weggelegd. Niet in dit land, waar schrijvers ongeveer gelijk staan aan glazenwassers.
Goed, bruggen dus. Er zijn nieuwe benoemd in Amsterdam.
W.F. Hermans heeft een lullige loopplank gekregen op de Oosterdokseiland naar een naamloze drijvende wandelstrook. Dat was niet meer dan logisch, want de Willem Frederik Hermansstraat – een tochtige steeg naar nergens – ligt in het verlengde.
Het is ook nooit goed. Nee, het is ook nooit goed! Behalve natuurlijk in het geval van de Nesciobrug, die zo poëtisch, en alleen voor voetgangers, fietsers en de sporadische brommerende aso, over het Amsterdam-Rijnkanaal slingert.
Goed, de nieuwe Gerard Reve-brug dan. Ik passeerde hem gisteren bij toeval. Was ik geschokt? Nee. Was ik teleurgesteld? Nee. (Ja, natuurlijk.) Maar ik was vooral verbaasd, dat de bruggenbenoemingscommissie  w e l  de goede kade had weten uit te kiezen – de Josef Israëlskade, lees Schilderskade, waar de Volksschrijver op de hoek van de Diamantstraat van een De Avonden-fanclub een smaakvolle plaquette op de muur heeft gekregen met 'Frits van Egters' erop –, maar dan alsnog de verkeerde brug neemt.
Want waarom niet gekozen voor de dichtstbijzijnde brug (gemeten vanaf 'Schilderskade 66'), die, dat komt goed uit, tevens de mooiste brug is over het Amstelkanaal, enige jaren geleden helemaal gerestaureerd in oude, Amsterdamse school-glorie?
Welnu, die heeft al een naam: de Pieter Kramerbrug. What the? Dat P.L. Kramer de architect is van die brug, hoeft toch niet te betekenen dat hij die naam ook draagt?
Dus, geachte bruggennamencommissie, schroef dat bordje, dat trouwens iets te eenvoudig te bekrassen is door hangjeugd (hoewel dat ook weer revisties kan worden uitgelegd) van brug 403, en laat een kunstenaar de volgende belettering maken voor de P.L. Kramerbrug: 'Gerard Revebrug. Ontworpen door P.L. Kramer.'
Dat Reve een hekel had aan Hildo Krop moet maar even voor lief worden genomen, en is, gezien de snoezige zeehondjes met 'wrede' staartjes die Krop bovenop de Pieter Kramer brug heeft gebeeldhouwd, ook eigenlijk onterecht.

Essay

'Ik heb zin om een essay te schrijven over vrouwelijke hypocrisie,' zeg ik tegen lieftallige aan de borreltafel, na de zoveelste 'ontmaskering' van iemand die ik ken wegens seksuele intimidatie. 'Of beter: een essay over seksueel opportunisme. Het meten met twee maten. Aan de ene kant begeerd willen worden en dan, als een man denkt te kunnen handelen naar zijn begeerte, hem toebijten: blijf met je gore rotpoten van me af engerd of ik klaag je aan wegens aanranding. Zoiets.'
'Daar ga je geen vrienden mee maken,' reageert lieftallige. 'Iedereen die het opneemt voor de dader, maakt zichzelf medeplichtig.'
En dat is niet het enige probleempje met mijn theorie: de tsunami aan publieke aantijgingen en bekentenissen gaat voorbij het moeizame spel tussen man en vrouw, het gaat om machtsmisbruik – maar een man misbruikt per definitie zijn macht omdat hij fysiek sterker is. Echter, hoelang nog? Het wachten is op een vrouwelijke dader, een beetje naar het voorbeeld van 'Disclosure', dat verhaal van Michael Crichton, over die man die gechanteerd werd door zijn vrouwelijke superieur, maar alweer met de dreiging naar buiten te komen met een beschuldiging van seksuele intimidatie – wat toch weer een zwaktebod is.
Ik hoop dat Michael Haneke een film maakt over een man die op een geloofwaardige manier wordt verkracht door een vrouw, en dan niet geestelijk, maar in den vleze. Die zou ik wel willen zien.

Ontwijking

Uit het belastingparadijs

Zesentwintig jaar geleden publiceerde ik mijn eerste stukje zelfgemaakte journalistiek voor de Economieredactie van NRC Handelsblad onder chef Jurriaan Kamp. Onderwerp: de nieuwste trucs voor bedrijven om belasting te ontwijken. Gesponsord door Deloitte (en toen nog) Touche. Het kwam erop neer dat ik, nitwit op het gebied van fiscale shit, een glanzende presentatie van de nieuwe CD-rom bijwoonde op een kantoor van Deloitte (in Rotterdam), waarop in voor iedereen begrijpelijke taal werd uitgelegd hoe je als bedrijf zo min mogelijk belasting hoefde te betalen, door de verschillende BV's in je holding op vernuftige wijze onder te brengen in landen met lage belastingen voor die specifieke bedrijfsactiviteit. Ik zie de kerstboom nog voor me, die je volgens de fiscalisten van Deloitte voor dit doel speciaal kon optuigen. Ze noemden het natuurlijk ook geen belastingontwijking, maar fiscaal management (of zoiets).
Ik moest aan deze jeugdzonde terugdenken toen ik me probeerde te verdiepen in de Paradise Papers, een mooi staaltje onderzoeksjournalistiek waarvoor ik geloof de Süddeutsche Zeitung de meeste credits verdient. (Hier leggen ze uit dat het nog helemaal niet zo eenvoudig is om van de Paradise Pap. chocola te maken.)
Dat Nederland zelf een Steueroase is, om met de SDZ te spreken, waar Apple en Nike en nog veel meer bedrijven, dankbaar gebruik van maken, en, laten we niet vergeten, een heleboel vermogende Nederlanders, wisten we natuurlijk al lang, maar het blijft een onderwerp waaraan nog wel het een en ander te onderzoeken valt, lijkt me. (Niet door mij overigens, want ik ben daar te oud voor.)

Rood

Mark Rothko, Untitled


Een jonge vrouw zat voor me en bloosde, van oor tot oor en kin tot haargrens, echt haar hele gezicht werd rood, en, dit was ook gek, ze liet haar roodheid rustig van alle kanten bekijken. Eerst was ik verbaasd, en daarna gecharmeerd, van deze onwillekeurige bloed-tentoonstelling. Het was alweer een tijdje geleden dat ik iemand zo zag blozen. Als ik aan blozen denk, denk ik dikwijls aan H.J.A. Hoflands stelling, jaren geleden in een column geponeerd, dat we in 'bloosloze' tijden leven. (Hofland heeft dus nog niet helemaal gelijk gekregen.) Maar misschien wordt er minder gebloosd dan vroeger omdat we, nou ja, allemaal wat minder verlegen zijn geworden, assertiever, expressiever (ja, wijt het maar weer aan de social media). Dat lijkt me moeilijk meetbaar en eigenlijk ook onwaarschijnlijk. Zoveel veranderen we niet, biologisch gezien. De functie van blozen is nog altijd onduidelijk – volgens Frans de Waal wijst dit op een gat in het darwinisme. Ja, het zal met schaamte te maken hebben. De blozende geeft aan zich iets gelegen te laten liggen aan de reactie van degene voor hem/haar op iets dat net is gezegd of gedaan. Dat haal je de koekoek. Maar waarom? Dat maakt de blozende toch alleen maar kwetsbaarder? Of is dit gedrag een onmiddellijke poging tot verzoening? Blozen fascineert me omdat het een exponent is van ons oeroude dier-zijn, terwijl het alleen schijnt voor te komen bij mensen. Ik heb mezelf nooit zien blozen, bezit er ook geen selfie van, maar ik weet zeker dat ik het doe; althans, de plotselinge, niet te stoppen rush naar het gezicht, het warm worden van het gelaat in schaamtevolle situaties ken ik maar al te goed. Alleen valt het bij mij minder op, omdat ik al rood ben van mezelf.

De ontdekking van de hemel




Stelt u zich een sfeervolle, klassieke boekhandel voor in het oude centrum van een Gooische groeigemeente met in de etalage, jawel, niet alleen uw vrijwel gansche oeuvre, maar ook, en dit ontroerde me, op het verhaal van uw zojuist verschenen roman toegespitste parafernalia, zoals rokkostuums, en een fles sterke drank.
Binnen treft u goed gesorteerde boekenkasten aan, een heel persoonlijke keuze van cd's en dvd's, en pakweg twee dozijn stoelen bezet met geïnteresseerde mensen opgesteld richting een klein bureautje, met daarop een display met het boek in kwestie. Er wordt zwijgend geluisterd, maar de erop volgende discussie is levendig.
Uiteraard is er wijn. Een lezing zonder wijn is zoiets als coïtus zonder orgasme. Op de stoep wordt stiekem gerookt: ook dat spreekt me aan.
Slechts één bezoeker vertrekt voortijdig. Dat is de bezoeker die te oud lijkt voor dit soort dingen. Nauwelijks een motie van wantrouwen te noemen dus, dit. Eerder een aanbeveling.
Maar ik ben er nog niet. De lezing wordt opgeluisterd door Esther Steenbergen die korte fragmenten speelt van de Japanse folksong Sakura. Die stukjes passen uitstekend bij de voorgelezen passages, maar waarschijnlijk passen ze bij  i e d e r e  passage, omdat ze zo mooi zijn.
Tenslotte duwt de innemende eigenaar, Luud van Lelyveld, u na afloop als dank voor uw komst de schitterend uitgegeven, driedelige memoires van Casanova  in de hand, alsof het niets is.
U kunt met een gerust hart sterven.

Bewilliging

Wat is toestemming? Dat lijkt me een vraag die we onszelf dezer dagen, met de tsunami aan seksuele misbruikzaken, zouden kunnen stellen. Of we daar iets mee opschieten is vers twee. Ik google het Lycaeus Juridisch woordenboek.
Toestemming Eng.: consent : strafrecht - voorafgaande instemming. Indien een persoon bepaalde handelingen pleegt zonder de uitdrukkelijke ~ van de ander, kan er sprake zijn van een strafbaar feit. Bijv. plegen van ontuchtige handelingen met een bewusteloos persoon. Bepaalde handelingen zijn echter met de uitdrukkelijke ~ van de betrokkene nog steeds strafbaar. Bijv. hulp aan een ander bij zelfdoding waarop de dood volgt is strafbaar. In dit geval is er sprake van ~ van de zelfdoder, maar is er toch sprake van een strafbaar feit. Art. 247 WvSr en 294 WvSr
toestemming / toestemmen / toegestemd Eng.: consent : rechtswetenschap - bewilliging. Bijv. voor een aantal vérstrekkende rechtshandelingen behoeft een echtgenoot ~ van de andere echtgenoot. Art. 88 Boek 1 BW en 37 Boek 1 BW
Bewilliging: mooi woord. Kende ik nog niet. Klinkt ook eigenlijk beter dan toestemming. Bewilliging geeft aan: ik wil het. Wat op het eerste gezicht een stuk minder complex is dan ik stem toe (want is gebrek aan protest genoeg? Moet het worden uitgesproken? Zo ja, dan hebben we een nieuw probleem.) Aan de andere kant, wie bewilligt moet weten wat zij wilt, en kom daar nog maar eens om. Vaak weet ik pas na afloop wat ik wil, of beter gezegd, dat ik het niet wil. Want wij weten niet wat wij willen en wij doen maar wat.

Overeenkomsten met de werkelijkheid berusten louter op toeval

De zaak Brandt Corstius vs Van Dam, in casu Barend & Van Dorp, een zaak van edele moed, dan wel grenzeloze naïveteit, maar die liggen wel vaker dicht bij elkaar, bracht bij mij een bepaalde passage, een zekere scene, uit een niet zo heel lang verschenen ontwikkelingsroman in herinnering. Hier was een puber het slachtoffer, in plaats van een twintiger, maar voor de rest gaat de vergelijking  – drogering + gedwongen orale seks = weinig romantiek – behoorlijk goed op. Laat klager er zijn voordeel mee doen. Tot verhoging van het juridisch drama ben ik bereid tot een voordracht in de rechtszaal.

Charlie pakte me bij mijn schedel en duwde mijn mond in de richting van zijn kruis. Vervolgens maakte hij wat overdreven stootbewegingen en begon, nogal voorbarig vond ik, te kreunen als een hond.
(...)
'Komt er nog wat van?'
Voorzichtig deed ik wat er van mij verwacht werd, omdat ik dat in mijn leven tot dan toe altijd had gedaan.
(...)
Charlies kale balzak schokte tegen mijn kin. Hier moest zijn zinloze zaad in zitten. Charlies zaad, dat nog nooit tot voortplanting had geleid, vermoedelijk, tot nooit iets anders dan genot.
(...)
Als ik al iets voelde, dan was het walging, en niet alleen omdat Charlie tegen mijn huig stootte, in een al dan niet bewuste poging antiperistaltische reacties op te wekken in mijn slokdarm.

Enzovoorts, enzoverder tot in de eeuwigheid amen.

Leuke ontdekking



Het Parijse leenhuis was, terugkijkend, niet anders dan anders, hooguit was de stapel asbakken die ik telde in de keuken iets hoger of juist iets lager dan de vorige keer, en waren er all around weer wat nieuwe boeken bijgekomen – onder andere uit Amsterdam, waar onze ruilvrienden zo te zien boodschappen hadden gedaan bij de Taschen Bookstore – maar het was meer onze perceptie die was gekanteld. Wij leefden in de veilige veronderstelling dat de heer des huizes een sieradenwinkel exploiteerde. Goed, daarvoor had hij wel  e r g  veel  bandes dessineés (BD), in het Nederlands nogal oneerbiedig vertaald met stripboeken, in zijn boekenkasten staan, ook en vooral van de obscure soort, plus bijbehorende figurines, ook alweer zo'n onvertaalbaar woord (poppetjes, mannetjes of figuurtjes klinkt toch heel anders. Kinderachtiger vooral) in diverse standjes. Totdat ik op zijn bureau een stapeltje visitekaartjes zag liggen met de naam van zijn blogspot, Vive la France. O la la! Dus dit was wat hij deed. En hij is er goed in. En hij heeft veel vrienden die ook kunnen tekenen. Ik weet niet of dit nog mag, maar ik vond het een leuke ontdekking.