19. Schennis



De hoofdhuurder is daadwerkelijk – met de nadruk op daadwerkelijk – doende Hasso's ledematen en romp in hanteerbare hompen te zagen. Hij knielt voor het lichaam, zet zijn Japanse zaag aan en trekt. Opmerkelijk soepel, en geruisloos, dat moet gezegd, beweegt de zaag zich door het lijf van mijn voormalige indringer. De hoofdhuurder weet wat hij doet, dat kan niet anders. Hij heeft dit eerder gedaan. Hij vraagt mij een arm omhoog te houden, een knie, zodat hij er beter bij kan. Hij concentreert zich op de gewrichten. Waarom je een weg banen door het merg, als het ook langs het gewricht kan? Om mijn walging in toom te houden, probeer ik me te concentreren op het proces, op het werk, en op de aanstaande voltooiing ervan, in plaats van op de schennis. Als alle ledematen verwijderd en opgedeeld zijn, en er alleen nog een romp op de grond van de slaapkamer ligt, met een hoofd erop, dat overigens nauwelijks meer als zodanig herkenbaar is, draait de hoofdhuurder het geheel op zijn rug, alsof het om een ziek veulen gaat, kiest met zorg twee wervels, en trekt hij het verfijnde gereedschap, waaraan nu trouwens wel wat bloed-, huid- en vleesresten kleven – dat is onvermijdelijk – naar zich toe. Zo gaat hij telkens een paar wervels omhoog, tot hij bij de nek aankomt. In no time ligt de hele slaapkamer bezaaid met hompen slordig verpakt vlees.