Nationale Gedichtenloterij



Gisteravond, na een maand lang ploeteren, schipperen, jakkeren, schuren en schaven, heb ik, daar u er zo op aandrong, negen verzen ingezonden voor de Nationale Gedichtenwedstrijd, met maar één doel: 10 mille in de wacht slepen. Hoe kritisch kan een dichter op zichzelf zijn? Ik heb alleen verzen ingezonden waarvan ik me kon voorstellen dat ze zouden kunnen winnen, en ja, natuurlijk ook een paar oude liefdesgedichten die ik nog had liggen. Waarom niet? Alles voor de kunst, ik bedoel 10 mille. Toen ik ze gisteravond invoerde op de reuze infantiele website, kregen ze volautomatisch de nummers 9992, 9993, 9994, 9995, 9996, 9997, 9998, en 9999 en 10.000. Ik had verwacht dat er 17 miljoen gedichten zouden meedingen, elke idioot kan immers ff een paar lines op een website droppen, dus het aantal viel me nog mee. Niettemin kon ik een zekere droefgeestigheid niet onderdrukken ten aanzien van de hele onderneming. 'Voor 't eerst van mijn leven doe ik mee aan een loterij,' verzuchtte ik tegenover teerbeminde. 'Hoe kom je er bij, 't is een wedstrijd.' Ik argumenteerde: er zijn (tenminste) 10.000 loten die allemaal meedingen naar de 10 mille – en the winner takes all. 'Ja, maar die gedichten worden toch blind beoordeeld, zonder aanziens des dichters?' 'Dat maakt het nog willekeuriger. Er is geen objectieve maatstaf om de kwaliteit van een gedicht te beoordelen, zoals bij het nationaal dictee. In essentie blijft het gokwerk.' 'Ja, ja. Ander onderwerp.' Hoedanook ga ik bidden dat het balletje op 1 van die 9 titels valt en niet op die minimaal 9991 andere. Men moet ergens voor bidden.

17. In de donkerte van de manuscripten (slot)


Er was niet veel voor nodig om Radeks witte linnen pak te veranderen in lompen. Radek had een zwak voor lompen. Als geboren proletariër voelde hij zich thuis in lompen. Onkwetsbaar, onaanraakbaar. De beschaving bij de life coach, een beschaving die geen beschaving bleek te zijn, maar een laag fineer over beschavingloosheid, leek een eeuwigheid geleden. Het enige wat hij miste, bedacht hij zich, terwijl hij zijn voorhoofd weer begon te voelen, en zich afvroeg of de inhoud van zijn pet al een gang naar de naamloze soepwinkel in Zizkov rechtvaardigde, waren Jitka's borsten. Het liefst had hij Jitka's borsten van haar lichaam afgeschroefd, afgewipt, of afgesneden, gecoupeerd zeg maar, zoals je een hond coupeert, ze voorzichtig in een ziplock bag gestopt en meegenomen naar zijn geheime slaapplaats in het Kafka-museum aan de overkant van de rivier, maar er was niets van overgebleven. Gelukkig functioneerde de slaapplaats nog na zijn afwezigheid. Radek was bang geweest dat een concurrerende onaanraakbare hem had ingepikt, maar dat bleek niet zo te zijn. De concurrerende onaanraakbaren hadden ook geen zwijgzame overeenkomst met het vrouwtje bij de ingang, zoals hij, dacht hij. Elke dag, vlak voor sluitingstijd, glipte hij naar binnen en hield zich daar tot de volgende ochtend verscholen in de donkerte van de manuscripten. Hij sliep nota bene in het veldbed dat zogenaamd aan K. had toebehoord. Radek geloofde daar niets van, maar het veldbed was er niet minder comfortabel om. Toen hij overwoog zich uit zijn verkrampte houding te verheffen, voelde hij iets hards neerkomen op de achterkant van zijn schedel, iets keihards, iets zo hards dat het alles, dus ook zijn schedel, dat leed geen twijfel, zou verbrijzelen. Spijtig, was Radeks laatste gedachte, want die werd hem nog gegund, dat het zo moest eindigen.

16. Verklaringen



Toen Honza niet zonder overtuiging de deur van het luxe appartement achter zich had dichtgeslagen, en Radek en Jitka hadden geluisterd hoe de oude stap voor stok voor stap de trap af ging, om daar ook weer de deur naar de straat achter zich dicht te slaan, durfde Radek de life coach in het gezicht te kijken en te zeggen: 'Je bent me een verklaring schuldig.' Jitka ging achter haar iPad zitten, en maakte weer diezelfde veegbewegingen met haar hand, die ze eerder had gemaakt, als om de beelden die haar werden voorgeschoteld weg te wuiven. 'Waarom zou ik jou, lieve Radek, een verklaring schuldig zijn? Ik ben je hoogstens – wat was het? – 200 en nog wat kronen schuldig, de bedroevende som die ik gisteren uit je pet heb gevist. Jij bent mij daarentegen van alles schuldig: het pak dat je aanhebt, je gereinigde lichaam, de nieuwe mens die je bent geworden.' Radek was tegenover haar gaan zitten aan de keukentafel, en wreef over zijn pink. 'Interesseert het je niet hoe ik op de Karelsbrug terecht ben gekomen?' 'Not in the least,' lachte Jitka. 'Waarom zou jouw geschiedenis mij iets kunnen schelen? Het is een groot misverstand te denken dat je levensgeschiedenis ook maar iemand behalve jouzelf zou interesseren. Het enige wat mij interesseert is of ik nog op je kan rekenen.' 'Waarvoor, Jitka? Waar wil je op kunnen rekenen? De beschikbaarheid van mijn lijf en leden om Honza mee te vernederen?' Radek ging met een hand over zijn schedel, waar zich al weer nieuwe stoppels aandienden, alsof haargroei een ziekte was, die moest worden bestreden. Eindelijk legde de life coach haar iPad terzijde. 'Bemoei je niet met mijn project, lieve Radek, dan bemoei ik me niet met het jouwe. Doe wat je gevraagd wordt, dan zal ik je daarvoor belonen. Maar als je liever wegkwijnt in je mislukte verleden, dan is daar de deur.'

15. Tot wie je bidt


Nadat Honza diverse exhibities van Jitka's foezelarij met haar nieuwe project Radek Z. had mogen bijwonen, nu eens staand, dan weer half op de keukentafel, en tenslotte op de grond, voor zijn voeten, zodat hij onmogelijk zijn teneergeslagen blik kon afwenden, alleen zijn ogen sluiten voor het tafereel, wat hij uiteindelijk ook deed, werkte hij zich met zijn stok omhoog uit zijn luie stoel en zei: 'Ik ga naar de kerk.' Jitka sprong overeind, gleed haar roze trainingspak strak, keek op haar iPad en zag dat het al tegen twaalven liep. 'Ja, ga jij maar lekker naar de kerk, lieve Honza. Kerkbezoek zal je goed doen. Probeer te onthouden waar de preek over ging, dat vind ik interessant om te horen.' En tegen Radek, die half versuft van al het foezelen uitgestrekt op de parketvloer lag: 'Vind je dat niet schattig, Honza gaat nog steeds naar de kerk. Of ik moet zeggen: wéér naar de kerk. Hij ging ook al naar de kerk in de jaren veertig, als tiener, totdat de communisten een eind maakte aan die kerk en er een parkeergarage van maakten voor stadsbussen. Nu is het heilig huis weer in orde gemaakt, de stadsbussen zijn verdwenen en kan Honza eindelijk weer bidden tot –' ze onderbrak zichzelf, zoals zo vaak, en sprak ook wat harder, omdat ze zich nu weer tot de oude richtte, '– tot wie bid je ook al weer?' 'Dat gaat je niks aan,' antwoordde Honza. 'Dat gaat me ook niets aan,' bond ze onmiddellijk in, 'je hebt gelijk, als er iets privé is dan is het tot wie je bidt.' Honza stiefelde om Radeks lichaam heen; daarbij met de hak van zijn gepoetste schoen een stukje van een parmantig over het parket gedrapeerde pink meepakkend. Iets langer dan noodzakelijk leek de hak op het velletje te blijven staan, toen Jitka haar man zijn hoed op zette, maar Radek gaf geen kik.

14. Ondervraging


Eindelijk ging Honza wat zeggen. Hij richtte, nog altijd zonder op te kijken, zijn wandelstok op Radek. 'Kan hij wat? Wat kan hij?' 'Ja, lieve Radek, wat kan jij?' nam Jitka de ondervraging van haar man over, maar voordat de ondervraagde had kunnen antwoorden, onderbrak ze zichzelf, haar snuitje zelfverzekerd in de lucht. 'Wacht eens, wat doet het ertoe? Moet hij iets kunnen? Het is misschien beter als hij niets kan. Zo heb ik hem aangenomen. Als een mislukkeling. Een man zonder vaardigheden. Zonder geschiedenis. Zonder betrekkingen, in alle betekenissen van dat woord. Stel voor dat hij iets kon – ik noem maar wat, pantomimen, wat zou het? Ik taal niet naar pantomime. Het enige waaraan ik behoefte heb is foezelen, en op dat terrein, lieve Honza, voldoet hij uitstekend, dat heb ik gisteravond tot in den treure mogen vaststellen. Jammer dat je er niet bij kon zijn, dat je niet op tijd terug was van het dagverblijf.' Het duurde even eer Honza weer iets zei. Hij schudde zijn hoofd niet, hij schudde zijn wandelstok bij wijze van afkeuring. 'Foezelen betekent niets. Foezelen is geen vaardigheid. Met foezelen bereik je niets in het leven.' 'Dat is nu juist waar wij van mening verschillen, lieve Honza. Dat is precies wat ik je al duizend jaar, althans zo voelt het, probeer duidelijk te maken. Er is zoiets als foezelen, het is van levensbelang, en jij kunt het niet, hebt het nooit gekund, en zult het nooit kunnen, zoveel is zeker.'

13. Honza's kromte

Zsuzsanna Györgyövics
Honza bleek een figuur van achter in de zeventig, met een trenchcoat aan en een hoedje op, die met een wandelstok door het appartment stiefelde, omdat hij zo krom was als een banaan. Nee, als een treurwilg eigenlijk. Daar leek zijn silhouet nog het meeste op. Men vroeg zich bij Honza's kromte af: als zijn rug met geweld rechtop getrokken werd, van achter aan de schouders, met een knie tegen het ruggemerg, zouden er dan een paar wervels breken? Het was een vraag die maar beter even onbeantwoord kon blijven. Toen Jitka Honza voorstelde aan Radek, had de oude niets gezegd. Hij had Radek niet eens aangekeken; dit hoefde niet van vijandigheid te getuigen, misschien kostte aankijken hem teveel moeite. Hij keek strak naar de grond, en maakte snurkgeluiden, hoewel hij vrijwel zeker wakker was. 'Radek, mijn lieve Honza,' legde Jitka opgewekt uit, - was er een mens in haar leven die zij niet met 'lieve' aanduidde? - 'is mijn nieuwe project. Gisteren vers van de Karelsbrug geplukt. Veel trekken was daar niet voor nodig, hè, hè. Maar ik heb hem wel grondig moeten reinigen.' Honza deed zijn hoedje af, stiefelde Radek voorbij, en liet zich in een fauteuil vallen. 'Doe je jas nou eens uit, jochie!' riep Jitka, hakkenklakkend achter hem aan. En tegen Radek: 'Dat doet hij altijd. Komt een dagdeel te laat, zonder iets van zich te laten horen, mist het hele schouwspel, het gefoezel enzovoort, en als hij dan eindelijk thuis is, ploft hij in zijn luie stoel zonder zijn jas uit te doen. O, wat heb ik daar een hekel aan. Maar probeer zo'n oudje nog maar eens te veranderen. Ik geef het je te doen.'

12. 'Ik heb zo mijn twijfels of jij klaar bent voor zoveel kwetsbaarheid.'


'Zo, lieve Radek, wil het een beetje lukken allemaal?' Roman, of eigenlijk Radek, schrok zich wezenloos toen hij in de spiegel ineens het snuitje van zijn gastvrouw ontdekte, dat, als ware het van een kangaroe, ineens vanachter zijn rug tevoorschijn sprong. 'Relax Radek, ik had dat pak al voor je uitgezocht. Dat is een pak dat Honza toch niet meer past. Maar lieve Radek, je snapt dat je je levensstijl drastisch moet aanpassen, wil je in dat pak Praag en de rest van de wereld te lijf gaan. Een wit linnen pak is wel wat anders dan die van oud zweet doortrokken lompen die je aanhad. Wit linnen wil zeggen: zo min mogelijk kreuken, en niet morsen. Een onkreukbaar, smetteloos bestaan, lieve Radek. En je hebt ook al geen vacht meer... Ik heb zo mijn twijfels of jij klaar bent voor zoveel kwetsbaarheid. Heb je al gegeten? Heb je de ontbijtstaven gevonden die ik voor je had klaargelegd? Neem er twee van, dan kun je er tot het middaguur tegenaan. En ik zal je een heel pak meegeven als proviand, dan hoef je de komende weken geen boodschappen te doen. Maar ik loop op de feiten vooruit. We moeten praten, lieve Radek. Over jou. Over Honza. En wat jij en Honza voor elkaar kunnen betekenen... Honza?' brulde ze door de intercom. 'Kom je naar boven? Radek is klaar voor je. Helemaal klaar. En als je het mij vraagt verheugt hij zich heel erg op de ontmoeting.'

11. Roman



'Niet slecht.' Radek Z. bekeek zichzelf uitgebreid in de spiegel. Het was lang geleden dat hij zich uitgebreid in de spiegel had bekeken. De laatste jaren, op straat, had hij geen tijd gehad om in de spiegel te kijken. Er viel ook niets te zien. Ja, een 'mislukkeling,' zo had Jitka het bondig uitgedrukt. Een stinkende bedelaar. Maar nu zag hij er tip top uit. Een kale man in een wit linnen pak. Daar zag je er tegenwoordig wel meer van, afgezien misschien van de ontbrekende wenkbrauwen, maar dat kon hem niets schelen. Zijn drang tot uniciteit had hij al jaren geleden naar de mesthoop van de privégeschiedenis verwezen. Nu voelde hij zich herboren. Waarom zou hij, nu hij toch bezig was, en niemand in de buurt was om hem ervan te weerhouden, geen nieuwe naam verzinnen, en een nieuwe persoonlijkheid, zoals dat wel gebeurde in sommige werken van fictie? Hij had altijd Roman willen heten. Hij had altijd huisjurist willen zijn bij een verzekeringsmaatschappij gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheid. Wat lette hem, om hier en nu, zichzelf te herdopen tot Roman, huisjurist van een verzekeringsmaatschappij gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheid? Het enige wat hij nog nodig had was een achternaam, een rechtenstudie en een verzekeringsmaatschappij die hem in dienst wilde nemen, maar zo moeilijk kon dit niet zijn.

10. One night cuddle


Radek Z. werd de volgende ochtend wakker met een enorme erectie, maar zonder bedgenote. Jitka was foetsie. Radek had wel gehoord van mannen die zoiets plachten te doen bij one night stands. Die trokken na gedane zaken doodleuk hun kleren aan en zeiden tabee. Of zelfs dat niet. Want dat ontbijt met die one night stand, daar zagen ze heel erg tegenop. En dat slapen eigenlijk ook. Radek zat anders in elkaar. Ten eerste was dit zijn eerste one night stand – als het al een one night stand te noemen was, want ze hadden alleen gefoezeld. Technisch was het een one night cuddle. Daar kwam bij dat hij wel degelijk behoefte had om met de life coach te ontbijten. Dan kon hij eindelijk eens om opheldering vragen over a) de fondsen die hij gisteren had geworven, en wanneer hij die kon terugverwachten en b) Honza. Wat was precies de bedoeling? Dat bedoelde hij. Maar het zag er niet uit dat Jitka binnen afzienbare tijd het appartement in zou stormen met verse croissants, perssinasappels en cappuccino's. Radek had zo'n vermoeden dat het de life coach weinig kon schelen wat hij deze ochtend, het was zondag, at, en of hij iets at, anders had ze wel een berichtje achtergelaten. Radek zette het wijnglas dat hij mee naar bed had genomen in de afwasmachine, plensde wat water in zijn gezicht en ging op zoek naar schone kleren.

9. Insomnia


Het was ver na middernacht, en muisstil, in het luxe-appartement op Parizska. Jitka sliep in Radeks armen – of althans, daar leek het op. Als ze veinsde te slapen, dan was ze daar erg goed in. Haar oogleden bewogen niet. Haar poezelige oortje had ze op zijn borstkas gevleid; een restje van de crême waarmee ze haar gezicht had ingesmeerd was zichtbaar op zijn kale tepel. Wat Radek frappeerde was dat hun ademhaling synchroon liep. Twee verschillende mensen met uiteenlopende geschiedenissen, twee verschillende geslachten, verschillende leeftijden, verschillende lichamen, één ademhaling. Kennelijk kregen hun longen op precies hetzelfde moment een seintje om in en uit te ademen. Waren ze even ontspannen? Dat kon moeilijk worden volgehouden, aangezien Radek absoluut niet in slaap kon komen. Hij was ook niet van plan te gaan slapen. Hij verwachtte nog bezoek. Jitka's ongeziene echtgenoot. Niet het soort bezoek dat hij in deze foezelende setting kon gebruiken, maar hij had Honza dan ook niet uitgenodigd. Had Jitka hem uitgenodigd? Als hij gewoon naar huis kwam, waarom deed hij er dan zo lang over? Radek had in het appartement geen sporen van Honza kunnen ontdekken. Geen foto. Nergens foto's. Dat er in de badkamer uitgebreide scheerapparatuur lag, hoefde niet op Honza te wijzen, dat kon ook een tic van de life coach zelf zijn. Maar telkens als hij zichzelf zo gerust wilde stellen, en zijn ogen sloot, meende hij voetstappen te horen, geschuifel van leren zolen op het trottoir beneden, gerommel aan de deur. Gelukkig had hij zoveel tegenwoordigheid van geest gehad om een wijnglas mee naar bed te nemen.

8. Honza


'Wat ik niet begrijp,' fluisterde Radek Z. in het poezelige meisjesoor van Jitka met wie hij nu zo'n anderhalf uur in een hemelbed met uitzicht op een indrukwekkend glas-in-loodraam lag te foezelen, zoals de life coach had verordonneerd, 'is wat je probeert te bereiken.' 'Lieve Radek,' fluisterde Jitka terug. 'Wat begrijp je er niet aan? Zo moeilijk is het toch niet?' 'Nou, wat wil je dat je echtgenoot doet, als hij thuiskomt – als hij thuiskomt, want hij had allang thuis moeten zijn, toch?' In het 'toch' klonk de veelzeggende hoop door, dat de man van de life coach voor altijd weg zou blijven, misschien zelfs niet zou blijken te bestaan. Jitka streek Radek over zijn gladgeschoren schedel, die enkele scherpe bobbels, maar geen wonden, vertoonde, en zei: 'Wees niet ongerust. Honza komt zeker. Waarom zou hij niet komen? Als hij zegt dat hij komt, komt hij, alleen weet je nooit precies wanneer. Heb je nog belangrijke afspraken vanavond, lieve Radek, voormalige fondsenwerver van de Karelsbrug?' Jitka slaakte een gemeen lachje om haar eigen vileine vraag. 'Vanavond niet,' zei hij, bijna onhoorbaar. 'Maar daar gaat het niet om, je beantwoordt mijn vraag niet. Ik kan hier de hele avond en nacht met jou doorbrengen, als jij dat wilt, en ook op jouw voorwaarden; pieken doe ik wel in mijn eigen tijd. Maar moet ik mij zorgen maken om Honza's reactie' – Radek slikte toen hij de naam van Jitka's echtgenoot voor het eerst hardop uitsprak –  'of denk je dat hij jouw bedoelingen, welke die ook mogen zijn, tamelijk snel doorziet en kan waarderen?'

7. Suggestie


Terwijl Radek zich te goed deed aan de ryzlink en trdelnik, stak Jitka een verse ultralange sigaret in haar snuitje, en schonk een glas voor zichzelf in. Nu pas viel het hem op dat zij haar outfit had verwisseld voor wat waarschijnlijk moest worden omschreven als klassieke lingerie. Laat-communistische lingerie. Lingerie die leek uit te stralen dat het communistische bewind op zijn einde liep, en dat een lieve, besnorde filosoof-koning het land ging klaarmaken voor hard rock en vrije markt. 'Lieve Radek,' sprak Jitka, terwijl ze zijn schouders masseerde, 'het enige wat je hoeft te doen is met me naar bed gaan. Foezelen. De suggestie wekken. Meer niet. Je hoeft niet te penetreren, laat staan te pieken. Liever niet zelfs. Is dat zo moeilijk? Ik dacht het niet, maar ik kan me vergissen. Ik kan niet in jouw kaalgeschoren schedel kijken. Weet ik wat jij begeert. Je ziet eruit als een homo. Ben je een homo? Niet dat dat me iets uitmaakt. Misschien is het zelfs wel verkieslijk als je homo bent. Ik bedoel voor de afhandeling van onze transactie. Ja, laten we, for all intents and purposes, volhouden dat je homo bent.' Het was Radek opgevallen dat hij, toen Jitka zijn badjas had opengeslagen om hem te inspecteren, geen enkele seksuele neigingen voelde opkomen, en ook nu zij het voorstel voor een suggestieve vrijage had gedaan, een voorstel waar menige Tsjech, gelet op de coördinaten van de life coach, een moord voor zou doen, zat hij er nogal, laten we zeggen, professoraal bij. Misschien was het de trdelnik. Misschien was het de ryzlink, maar hij voelde zich satisfait, zoals de Fransen dat noemden. Misschien was hij zelfs gelukkig, aangezien hij zich nog nooit zo schoon en voldaan had gevoeld. Elke suggestie, zelfs een seksuele, kon hier alleen maar aan afdoen.

6. Door de keuring


Toen Radek Z. uit de douche kwam, geknipt, gewassen & geschoren, week als een pasgeboren baby, klonk Bebel Gilberto uit de luidsprekers en zat Jitka, het haar opgestoken, aan het hoofd van de houten keukentafel gebogen over een iPad. Het flauwe schijnsel van het beeldscherm op haar koele, uitdrukkingsloze gezicht maakte de life coach bepaald niet aantrekkelijker; misschien lag het ook aan haar paardenstaart. Met de vingertoppen van een hand wuifde ze ongeduldig de teksten en beelden weg die de iPad haar voorschotelde. Radek schraapte zijn keel om haar aandacht te trekken. Jitka keek op, kwam barrevoets op hem afgelopen, zonder hoge hakken leek ze ineens veel kleiner, opende de Kafka-badjas en bestudeerde zijn lichaam zoals je de inhoud van een ijskast bestudeert. 'Heel goed, Radek. Heel goed.' Knikkend naar zijn schaamstreek zei ze: 'Ik zie dat je het scheren grondig hebt aangepakt. Dat spreekt me aan. Er is veel voor te zeggen om alle lichaamsbeharing met wortel en tak uit te roeien met behulp van agressieve Moldavische wax, maar dat kan wachten.' Radek keek haar recht in de ogen aan, stak zijn tong uit en bewoog zijn oogleden overdreven op en neer. 'Ha! Je wenkbrauwen hadden niet gehoeven, lieve Radek, maar niet getreurd, die groeien zo weer aan.'

5. 'Ik bevredig mijn zoutbehoefte op een andere manier.'


Radek bestudeerde zijn nagels, die, schatte hij, even lang waren als die van de life coach, alleen had hij minder uitgegeven aan manicure. Eigenlijk voelde hij er niets voor om opdrachten uit te voeren voor deze vrouw om zijn fondsen, die hij nota bene eerlijk had verdiend, en die hem onrechtmatig waren ontnomen, weer in ontvangst te mogen nemen. Hij wilde, met zijn 'kroontjes' zo snel mogelijk voor soep naar Zizkov, maar zie, Jitka beschikte over een uitzonderlijk gevoel voor timing: ze opende een ijskast zo groot als de laadbak van een vrachtwagen, schonk een glas Ryzlink voor hem in, van die knisperige, vette, Boheemse witte wijn, en haalde trdelnik uit de oven. 'Ik ben verslaafd aan trdelnik,' zei Jitka. 'Ik leef op die dingen. Je zou zeggen, een mens heeft af en toe ook zout nodig, maar ik ben kennelijk een uitzondering. Ik bevredig mijn zoutbehoefte op een andere manier.' Toen dorstige Radek met zijn rauwe klauwen naar de Ryzlink greep riep de life coach: 'Stop! Voordat er ook maar iets geconsumeerd gaat worden door jou, lieve Radek., in mijn huis, wil ik dat je grondig, en bloedheet, gaat douchen. Tussen de bedrijven door zal ik je inschuimen, lieve Radek, knippen, kaal- en gladscheren, van top tot teen. Tenslotte duw ik je opnieuw geheel ingezeept onder de douche en als je dan, herboren, in de Kafka-badjas van mijn man, weer ten tonele verschijnt, dan pas, lieve Radek, mag jij van mij eten.'

4. Snuitachtige mond


Radek Z. veegde zijn voeten. Letterlijk, want hij had geen schoenen aan (hij geloofde niet aan schoeisel), en aan zijn voetzolen, alsmede tussen zijn behaarde tenen, kleefden diverse ongerechtigheden, zoals kauwgum en plukjes papier en tabak. Eindelijk zwaaide de deur van Jitka's appartement open en voor hem verscheen een bleekblond wicht op ultrahoge hakken, met een niet te negeren boezem, die slechts ten dele verscholen bleef onder een gitzwart truitje. 'Hi,' zei ze, op zijn Amerikaans, 'wat moedig dat je gekomen bent.' Radek had geen verstand van dit soort zaken, maar de snuitachtige mond van de life coach, dacht hij, moest het werk zijn geweest van een plastisch chirurg. 'Kom verder.' Jitka klakte op haar hakken in een boogje rondom de hand die Radek naar haar uitgestoken hield. 'Wat verrukkelijk om een zwerver over de vloer te hebben. Op blote voeten nog wel, hoe authentiek.' In de keuken knikte ze naar een barkruk waarop Radek Z. mocht gaan zitten. Zelf hing ze tegen een brandschoon en kennelijk nooit gebruikt fornuis aan. 'First of all: je vraagt je natuurlijk af hoeveel kroontjes je vandaag hebt opgehaald.' Jitka stak een ultralange sigaret op tussen haar ultradunne vingers en blies de rook door het schijnsel van een lamp in de vorm van een zee-anemoon. Op de achtergrond pompte zachte housemuziek. 'Dat zal ik je vertellen, Radek my dear, en je krijgt ze allemaal terug, en nog meer, als je precies doet wat ik zeg.'

3. Glanskapitalisme


Radek Z. stopte onderweg naar Parizska een losse zwerfkei in zijn zak, voor het geval Jitka niet de life coach zou blijken te zijn die ze beweerde te zijn, maar, bijvoorbeeld, een Roemeen met bepaalde bedoelingen. Het zou niet de eerste keer zijn dat Radek Z. door Roemenen met bepaalde bedoelingen een rad voor ogen werd gedraaid. Radek Z. wreef over zijn buik, hij had nog niet gegeten. Bijna iedere dag at hij bramboracka in een bierlokaal in Zizkov, dat geen naam nodig had, omdat men het zonder naam ook wel wist te vinden. De bramboracka die dit lokaal serveerde (tegen betaling van vijftig kronen) was zo machtig dat elke eetlust na één of twee borden compleet wegstierf, en Radek Z. zelfs even languit op de vloer moest gaan liggen om de aardappelsoep volledig tot zijn recht te laten komen. Toen hij op Parizska aankwam werd hij zoals altijd weer getroffen door de rijkdom die over dit deel van de stad was neergedaald – de stad die zijn rijkdom eerst aan de nazi's en daarna aan de communisten af had moeten staan. Ooit was Josefov een Joods ghetto, bestaande uit driehonderd pauperhuisjes, die aan het eind van de 19e eeuw moesten plaatsmaken voor imposante herenhuizen in Parijse stijl, vandaar Parizska. Nu vierde het glanskapitalisme er hoogtij. Jitka bleek boven een vestiging van een hel verlichte winkel met halfnaakte etalagepoppen te wonen. Radek Z. belde aan en fatsoeneerde zijn dreadlocks in de weerspiegeling van het glas. 'Dat moet de bedelaar zijn,' klonk een opgewekte vrouwenstem door de intercom. 'Jawel,' antwoordde Radek Z. 'Dat wil zeggen.... dat ik mezelf liever als fondsenwerver zie.' De vrouw lachte een uitbundige lach. 'Wat ik zie is een mislukkeling. Maar kom maar gauw naar boven, anders word je gearresteerd.'

2. Life coach


Na een vrij lange poos op deze wijze fondsen te hebben geworven – Radek Z. meende de kronen welig te horen klingelen en knisperen, vooral op het laatst, toen klonk er een kakafonie van cash – en hij niet alleen hoofdpijn en lage rugpijn, maar ook pijn in zijn knieën en tenen had gekregen, alsmede kramp in zijn schouders en armen, maakte hij zich op om naar de wereld terug te keren en de opbrengsten van zijn arbeid in ogenschouw te nemen. Zeker, er viel iets voor te zeggen om de kronen in de pet te laten. Dit nodigde immers voorbijgangers uit om aan de aanwezige kronen nog een paar kronen toe te voegen, volgens het me too-principe, of gewoon goed voorbeeld doet goed volgen. Aan de andere kant kon een te goed gevulde pet ook het tegenovergestelde sentiment opwekken, dat van: die zit er warmpjes bij, daar hoef ik niets meer aan toe te voegen, bovendien kijkt hij toch niet, dus ik hoef me ook niet schuldig te voelen. Radek Z. liet zijn pet los, kwam, nog altijd met zijn ogen dicht, omhoog, strekte zijn benen, masseerde uitgebreid de nek, alsmede de onderrug. Daarna wreef hij zijn ogen uit in het felle zonlicht, en boog zich voorover om op zijn gemak de inhoud van zijn pet te onderzoeken. Wie schetste zijn verbazing: er lag niets in, behalve een visitekaartje van een zekere Jitka, die op de Parizska woonde, een van de duurste straten van Praag, en die als beroep life coach had opgegeven. Op de ommezijde had ze geschreven, in dat kinderlijke handschrift dat sommige vrouwen eigen is: 'Als je wilt weten wat je met je leven moet, kom dan vanavond langs, dan help ik een handje.'

1. Onthoofde kikker



Niet ongelijk een moslim die tot Mekka bidt, drukte Radek Z. zijn vermoeide voorhoofd tegen de kinderkopjes waarmee de Charles Bridge was belegd, en trouwens ook de rest van het oude Praag, en hield zijn namaak Yankees pet ondersteboven op de grond voor hem, in de hoop dat iemand er, vroeg of laat, iets in zou werpen. Op de argeloze voorbijganger deed zijn gestalte niet zozeer denken aan een biddende moslim, want die had je hier niet of nauwelijks, als wel aan een onthoofde kikker. Het was een schitterende nazomerdag; het late licht streek over het glooiende landschap rondom de stad, wolken zeilden als reusachtige schepen traag door de leegte voorbij. Radek probeerde zich te concentreren op het onophoudelijke, aanzwellende en dan weer wegstervende geruis van het passerende gepeupel wiens aandacht hij probeerde te trekken, maar hij werd afgeleid door de geur van zijn eigen lichaam. Oud zweet verspreidde een zoetige lucht, waar hij wel aan kon wennen, maar die hem toch altijd weer deed huiveren, wanneer hij zijn neus in zijn oksel stak.

Moorddadige maanden



Guy Verhofstad bracht tijdens de laatste Zomergasten nog eens in herinnering dat er in 1994 in twee maanden tijd 800.000 mensen om werden gebracht in Rwanda (en dat de Belgische regering afwist van de plannen voor deze massaslachting in haar voormalige kolonie en hem dus had kunnen helpen tegenhouden). Sindsdien spookt dit getal door mijn hoofd. Ik kan het niet laten om een rekensommetje te maken. 800.000 in twee maanden is 800.000 in zeg 60 dagen is ruim 13000 doden per dag. Omdat moordenaars ook moeten slapen en eten en hun machetes slijpen, en waarschijnlijk niet meer dan tien uur per dag kunnen moorden, moorden lijkt me tamelijk vermoeiend, eerlijkgezegd, vooral als het met machetes gebeurd, met de hand zogezegd, dus dan is die tien uur nog aan de hoge kant, maar het rekent makkelijk, want dat betekent 1300 doden per uur, ruim 20 doden per minuut, ofwel een dode om de drie seconden. Zijn deze twee maanden de moorddadigste maanden uit de naoorlogse geschiedenis?
Volgens Wikipedia duurde de Rwandan Genocide 100 dagen, dit rekent  makkelijker. Dan kom je dus uit op 8000 doden per dag (een Sebrenica per dag, en dat 100 dagen lang), respectievelijk 800 per uur, met dezelfde 'werkdagen', is 13 per minuut, ofwel een dode per vijf seconden. Weer anderen noemen 1 miljoen doden in 100 dagen. Dat rekent nog makkelijker: 10.000 per dag, 1000 per uur, 16 per minuut, alweer 1 dode om de 3, 4 seconden.

Plankenkoorts


Om absolute virtuositeit te bereiken op welk instrument dan ook dient men 10.000 uur te oefenen, althans, dit beweert een professor uit Florida.

Met oefenen kun je niet vroeg genoeg beginnen, zeker niet met oefenen voor de eeuwigheid. Daarom toog ik met Magnus naar de Peuter/Kleuterworkshop ‘Twee Geluiden Tegelijk’ in de Openbare Bibliotheek Amsterdam.

Ik had hem niet naar zijn mening gevraagd. Op zijn leeftijd geldt: zwijgen is toestaan, en: je moet ze op weg helpen, een zetje geven. Dat geldt misschien wel op elke leeftijd. De mens, zo luidt een gevleugeld woord van teerbeminde, en die kan het weten, is van nature lui.

Magnus leek enigszins verrast door de aanwezigheid van 20 andere peuters en kleuters in het Theater van het Woord op de zevende verdieping van de Centrale Bibliotheek, maar toonde zich bereid op een Ikea-kussen plaats te nemen mits ik, bij wijze van stadswal, meteen achter hem ging zitten. Ik hou van kinderen, maar heb graag dat ze op hun eigen level opereren, dus toen hij even niet oplette, nam ik plaats op een klapstoel.

‘Vinden jullie het goed als ik jullie pappa’s en mamma’s eerst even welkom heet?’ vroeg Opa Bert, zoals de leider van de workshop zich voorstelde.

Dat vonden de peuters goed.

Opa Bert begon een liedje te spelen op de drumtafel. ‘Trommelen is heel erg…. leuk,’ zei hij, ‘en,’ voegde hij er ter gerustelling aan toe, ‘helemaal niet zo moeilijk.’ Inderdaad, toen ik Opa Bert zo zag, dacht ik bij mezelf: zijn die 10.000 uur wel nodig? Kan een virtuoos niet ook af met, laten we zeggen 10 uur? Denk aan al het heen en weer gerij dat dit scheelt voor de ouder.

Nu mochten de kinderen hun gang gaan op de speciaal door Opa Bert ontworpen, niet-traditioneel gestemde, houten percussie, shakers en blaasinstrumenten. Iedereen stormde het podium op behalve Magnus en Mika. Magnus was met geen mogelijkheid het podium op te krijgen. Dit heeft met zijn karakter te maken, dat ik graag als ‘bedachtzaam’ en ‘afwachtend’ omschrijf. Ook al weet ik dat dit een teken van intelligentie is, vond ik het toch jammer dat hij helemaal niets wilde proberen, zelfs niet de gietertrombone, die toch enige verwantschap vertoont met de toiletrol waarop we thuis in een melige bui trompetteren.

Chaos. Pandemonium. Alle kinderen ramden en bliezen op van alles en nog wat, om de beurt maar vaker: samen, maar wonderwel niet in elkaars gezicht. Competitie hoort bij muziekmaken als munitie bij oorlog. Het goede nieuws was dat de chaos een jamsessie opleverde, of ensemblewerk zo men wilt, waar Varèse, Cage of Harry Partch, een puntje aan konden zuigen.

It’s all about the packaging. Vraag maar aan Albert Heijn.

Net toen ik dacht, wanneer mogen de ouders, was het patsboem afgelopen. ‘Alle instrumenten opruimen’ sommeerde Opa Bert, terwijl hij een rammelaar uit de hand trok van Mika. Mika was ontroostbaar. Opa Bert smoorde het gehuil door op een zelfgemaakte houten trombone, voorzien van ruisdoos, een harde eindnoot te spelen.

Die middag hoorde ik, Magnus was veilig opgeborgen, de 34-jarige, frisse, Duitse Alexej Gerassimez aan het werk in de Zuiderkerk. Toen ik zag wat hij in een stuk van Xenakis met twee stokken uit 5 houtblokken wist te krijgen, dacht ik: misschien toch maar inzetten op voetbal.


(Column Grachtenfestival, dinsdag 16 augustus)

Dear Quentin Tarantino, or should I say: Inglourious Basterd?

Art by Demonika
To my horror I discovered that my favorite Amsterdam videostore Cultvideotheek is closing down. Tomorrow actually – so we still have time. Or should I say: you still have time? To pay those late fees? I'm referring, of course, to your glorious visits to Cultvideotheek in the early nineties, when you were doing 'research' for Pulp Fiction. We all remember the Amsterdam quote from that movie – "mayonaise – they fuckin' drown them in it" – but there were many, many more quotes from movies that you "rented" at Cultvideotheek. I'm happy you quoted from those movies, don't get me wrong, Pulp Fiction is a work of art, but what I'm trying to say here is that it's payback time. Those late fees became fucking late fees. I'm talking hundreds of thousands of dollars. Relax. This is actually a good thing. Cultvideotheek needs the money to survive, and you are sitting on it. If I'm not mistaken, Pulp Fiction did really well, and you are still making money off it thanks to the wonders of copyright. So now is the time to get your ass off that couch, write those fucking checks and do something back for the community. As you know from the ad in the New York Times last week, the cultural meltdown in Holland is in full swing. Halbe the Terminator is, well, terminating a lot of beautiful things. I'm not asking you to save The Brabants Orchestra. I'm not asking you to help finance a government take over, or a mission to remove certain elements from Dutch politics and drop them in the Northsea with the help of the CIA. I'm just asking you to pay those fucking fees. Thank you!

A concerned cinephile.

PS: Don't believe the people who say that all movies are available online anyway, because they aren't, and I don't have to tell you, I hope, how satisfying it is to go to a library of 10.000 films and have a knowledgable staff give you fucking recommendations.

12. (slot) Noten schieten

Gilles Smak Gregoor

Een dag eerder dan gepland zat Julius Scheepwachter, formerly known as Andrea Innocenti, naast Carla Scheepwachter-Van der Tocht in de oude kleine Renault op weg van Schiphol naar huis. Huis was in Dordrecht. Geen Florence, dat Dordrecht, maar ook geen gekke plek om in te wonen. Eindigde dikwijls bovenaan de lijst Beste Plekken Om in Te Wonen. Beter dan Darfur, schertste Scheepwachter vaak tegen vakgenoten uit Amsterdam en Leiden. 'Hoe is het met je buik?' vroeg Carla, zoals altijd veel te laat schakelend. 'Rommelt hij nog?' 'Ik heb vanochtend overgegeven,' zei Scheepwachter. Hij wees op een roze-grijze vlek op zijn witte overhemd. 'Dat luchtte enorm op. Hier nog iets gebeurd?' Carla schudde haar hoofd. Scheepwachter zette de radio aan. Noten schieten. 'Zet die radio uit,' zei zijn vrouw. 'Ik wil met je praten. Wat is dat nou voor iets?' 'Ik vind dat een leuk programma.' 'Niks mee te maken. Jij bent een paar dagen weggeweest, je had je telefoon uitstaan, dus nu is het de bedoeling dat we een gesprek voeren.' 'Wiens bedoeling?' vroeg Scheepwachter. 'Maar goed, jij je zin. Ik zal je een verhaal vertellen van een vent op die conferentie. Een Amerikaan. Je gelooft het nooit.' 'Wat dan?' 'Hij had zich voorgedaan als iemand anders op het vliegveld van Florence. Was meegegaan met zo'n type dat een bordje omhoog houdt, je kent ze wel.' 'Waarom in godsnaam?' 'Geen idee. Verveling? In ieder geval, hij werd meegeloodst naar een huis met alleen maar vrouwen.' 'Dit klinkt als een puberdroom. Of als een Griekse sage.' 'Het is nog niet afgelopen. Die vrouwen waren uit op zijn sperma, en niet op de klassieke manier. Ze zogen het machinaal uit zijn toeter. Die man werd gemolken. Drie keer achter elkaar. Hij dacht dat hij doodging.' 'Dat denken mannen wel vaker. En toen?' 'Schakelen. Toen niets.' 'Wat moesten ze met dat sperma?' 'Vrouwen bevruchten natuurlijk, wat dacht je anders, voor grof geld, zo bleek later. Maar de grap was – ' 'Dat hij niks kreeg.' 'Nee, laat me nou eens uitpraten, de grap was dat hij onvruchtbaar bleek. Het was allemaal voor niets geweest.' Scheepwachter keek naar de grazende koeien in de wei. 'Het is maar wat je grappig noemt,' zei Carla en zette de radio weer aan. Vlak voor Rotterdam begon het grote druppels te regenen.

11. Drie oogsten.


Nog voordat Innocenti kon antwoorden op Domenica's kwinkslag, voelde hij beweging in de ingevette trechter om zijn geslacht. Daarna dezelfde vibraties als even ervoor. Nu waren ze wel onaangenaam. Opnieuw zag hij een kwakje, al beduidend kleiner trouwens, door het transparante buizenstelsel naar de stofzuigerachtige machine toe lopen, waarop, las hij, in zwierige letters, de naam Sucky Sperm Collector® stond. 'Eén milliliter, heer Innocenti!' bulderde Domenica. 'Eén milliliter is één milliliter. Eén milliliter is niet 0 milliliter. Beter iets dan niets!' Innocenti wilde de trechter van zijn geslacht aftrekken, omdat het hem te gortig was geworden, veel te gortig, maar zijn armen werden op zijn rug gehouden door de twee frisse medewerksters met hun hygiënische handschoenen. Hij vreesde dat een al te bruuske beweging zijn geslacht van zijn romp zou scheiden en aldus niet alleen zijn meest recente kwakjes maar ook al zijn toekomstige kwakjes in de trechter zou doen verdwijnen, dus hij hield zich koest. En wéér voelde hij de bekende vibraties, het voorspel tot de kwak, en de pijn nam toe; zou er iets worden geproduceerd behalve bloed? Hij schreeuwde het uit, tegen de zwijgende boekenkasten om hem heen, in het Italiaans, in het Nederlands, in alle talen die bij hem opkwamen. 'Basta cosi! Laat me los, haal dat ding van me af, idioten! Stop! This is painful! Als jullie niet ophouden bel ik de carabinieri!' 'Rustig maar,' zei Domenica, terwijl haar medewerksters hem loslieten, 'we zijn al klaar. U bent al klaar. We zijn allemaal klaar. We zijn waar we wezen moesten. Drie oogsten. Drie oogsten bestaande uit, ik som het voor u nog maar even op, 2, 1 en 0 milliliter. Samen 3 milliliter. Dat is helemaal niet zo slecht, zeker niet gezien uw leeftijd en conditie. En geen spatje bloed. We hebben uw bloed met rust gelaten. Wij zijn niet geïnteresseerd in uw bloed, heer Innocenti! Uw bloed kan ons gestolen worden. Vanmiddag gaan we alle sperma die we hebben verzameld analyseren. Morgenochtend krijgt u uitslag. Na het ontbijt zal Erica u terugbrengen naar het vliegveld en bent u als het meezit voorgoed van ons verlost.'

10. Iets onder medium


'U had zich niet helemaal hoeven uitkleden, dat is nergens voor nodig,' glimlachte Domenica toen Innocenti de produktieruimte binnentrad die in een vorig leven dienst moest hebben gedaan als bibliotheek, 'maar nu u in uw boxershort gekomen bent, blijft u maar in uw boxershort. Ik ga u niet terug naar de zolder sturen om een paar stukken stof aan uw lijf te hangen. Het is goed zo. Waar u zich het prettigst bij voelt.' Nu lachte ze voluit, haar slechte gebit viel voor het eerst te bewonderen, alsmede haar vochtige pretoogjes. 'Het maakt allemaal niet zo heel erg gek veel uit, heer Innocenti – of wie u dan ook moge zijn.' Vooraleer Innocenti er erg in had, werd hij door twee medewerkers die hij nog niet eerder had gezien, frisse jongedames met hygienische handschoenen aan, aan schouder en heup vastgehouden terwijl Domenica een machine dichterbij reed, een soort supersonische stofzuiger, en een slang met een zachtrubberen trechter eraan, aan de binnenkant voorzien van uierzalf, over zijn geslacht plaatste. Dit voelde niet onaangenaam. 'Iets onder medium,' mompelde Domencia sardonisch, terwijl ze op een toetsenbordje wat codes intikte. Innocenti, die geen tijd meer had om de nieuwe golf van misselijkheid die hij opkwam een kans te geven, voelde alras zijn geslacht in de zachtrubberen trechter erect worden. Er volgden wat vibraties, en hij kwam klaar. Althans, Innocenti zag iets wat op een kwakje leek worden getransporteerd door de slang naar een plastic bakje dat in een doorzichtig luikje in de stofzuigerachtige machine stond. '2 milliliter?' schamperde Domenica terwijl ze de resultaten aflas, 'Heer Innocenti, wanneer heeft u voor het laatst met uzelf gespeeld?'

9. Materiaal


Daar op de zolderkamer, in zijn versleten boxershort, wachtend op het moment dat hij door Domenica zou worden geroepen voor zijn kwakje, vond Innocenti zichzelf niet alleen bespottelijk, maar ook opmerkelijk zenuwachtig. Hij maakte zich werkelijk zorgen dat hij niet zou kunnen. Komen. Zou hij hem eigenlijk wel erect kunnen krijgen? Een meer dan academische vraag. Zijn misselijkheid had het laatste restje libido uit zijn lijf weten te verdrijven. Misschien dat het met het juiste opwekkende materiaal wel zou lukken. Waaruit zou dat materiaal bestaan? Denkelijk niet vergeelde foto's van Adèle Bloemendaal, zoals een Hollandse komediant eens schertste. Vergeelde foto's van Gina Lollobrigida misschien? Vergeelde foto's van Cicciolina? Als Domenica met vergeelde foto's aan zou komen zetten, om Innocenti's produktie een handje te helpen, waren de mogelijkheden eindeloos. Misschien plaatste ze hem, geheel in de geest van de tijd, achter een laptop met harde porno. Dan kon hij daar mee aan de gang, scenes stilzetten, terugdraaien, doorspoelen. Maar Innocenti was wars van porno. Het deed hem niets om harde lijven in en uit elkaar te zien schuiven. Het deed hem aan een slagerij denken. Aan bio-industrie. Porno was in wezen verkapte bio-industrie. Het enige beeld dat hem eventueel zou kunnen opwinden was dat van geteennagellakte voetjes, schuchter, verlegen, poezelig, maar de kans dat hij dat materiaal kreeg voorgeschoteld was miniem. Hij kon nu nog zijn witte pak aanschieten, zijn koffer pakken en maken dat hij wegkwam, om, eenmaal buiten in de vrijheid van Florence, mevrouw Scheepwachter-Van der Tocht zo snel mogelijk terug te bellen om te zeggen dat hij van haar hield. Maar zulks deed hij niet. Toen Domenica weer haar hoofd om de deur stak om te zeggen dat zijn tijd gekomen was, liep hij, op badstof slippers, als een mak lammetje achter haar aan naar de produktieruimte.

8. Rico krabde de roos uit zijn rossige wenkbrauwen.


'Ik ben zelf vondeling,' antwoordde Innocenti, nadat hij de laadjes in zijn hoofd had afgezocht naar het woord trovatello, en eindelijk de betekenis had gevonden. 'Maar in zekere zin zijn we allemaal vondelingen, nietwaar? Niemand weet precies waar hij vandaan komt. Niemand weet zeker dat de mensen die zich zijn ouders noemen, ook werkelijk zijn ouders zijn.' Rico reageerde niet. Hij jeukte met zijn lange nagels over zijn ribbenkast. Innocenti verbaasde zich over Rico's haarkleur: rossig, iets wat je zelden ziet in Italië. Toen keek Rico hem met zijn hologige blik aan en zei: 'Ik kan je accent niet thuisbrengen, waar kom je vandaan, Zwitserland?' Innocenti knikte hevig, misschien iets te hevig, en om het gesprek gauw een veiligere kant op te sturen, vroeg hij: 'Waar kom jij vandaan? Zuiden zeker? Napels? Of nog zuidelijker?' 'Reggio di Calabria.' 'Hoe ken je Domenica eigenlijk?' mitrailleurde hij er meteen achteraan. Rico krabde de roos uit zijn rossige wenkbrauwen. 'Net als jij denk ik: Craigslist.' Innocenti had zin om meteen ergens te gaan internetten om Craigslist af te speuren naar Domenica's advertentie, totdat hij bedacht dat die misschien wel eens onvindbaar zou kunnen zijn: cryptisch gesteld, of reeds verwijderd. Op de vraag cq. opmerking 'Had je je Domenica anders voorgesteld?' en 'Ik weet niet wat jij ervan denkt, maar dat experiment vertrouw ik niet helemaal' kwam weer dat onverschillige, gekmakende schouderophalen. Ze zwegen. Rico stak een sigaret op. Innocenti voelde het rommelen in zijn buik. Hij keek op zijn mobieltje. Het was 11 uur. Als hij zich haastte, kon Julius Scheepwachter waarschijnlijk de middagsessie op de mensenrechtenconferentie nog halen. Dan zou Scheepwachter, professor Scheepwachter, zich verontschuldigen dat hij buikgriep had, wat ook zo was, en dat hij een paar uur op een toilet had doorgebracht – gesteld dat er iemand naar de reden van zijn absentie zou vragen, hetgeen onwaarschijnlijk was. Maar het vooruitzicht zich weer professoraal te moeten gedragen, schier eindeloze uiteenzettingen in beroerd Engels van aan logorrhea lijdende concullega's te moeten aanhoren, tegen de slaap te moeten vechten in bedompte ruimtes zonder airconditioning, weerhield hem ervan terug te vallen in zijn default identiteit. Terwijl het mobieltje in zijn hand verwoed begon te brommen en te piepen, verscheen een foto van een vrolijke dame op het scherm. Dat moest mevrouw Scheepwachter-Van der Tocht zijn. Onmiddellijk drukte hij op het knopje 'negeer', iets dat hij nog nooit eerder had gedaan.

7. Niemand doet tegenwoordig nog iets voor geld.

 

Innocenti besloot een wandeling te maken door de stad. Ver durfde hij niet te gaan, niet omdat hij bang was om te verdwalen of te laat te komen voor zijn produktieafspraak, maar omdat hij last had van plotselinge buikgriep, die gepaard ging met in golven opkomende misselijkheid alsmede veelvuldig... – de details konden achterwege blijven. Hij kwam bij een vrijwel geheel uitgestorven plein. In het midden stond een beeld van een zekere fra G. Savonarola, die, vanuit één bepaald standpunt, je recht in de ogen keek, met de priemende ogen van de fanaticus. Op een bankje ontwaarde Innocenti, niet geheel tot zijn verrassing, de iele Christusfiguur, de mede-kwakjesleverancier die,zo had hij op het produktieschema gelezen na hem aan de beurt was en naar de naam Rico luisterde. Hij zag Innocenti niet, leek in gedachten verzonken. Innocenti vroeg zich af of hij hem moest storen. Het was zijn principe niemand te storen in zijn activiteiten, tenzij het niet anders kon, maar Innocenti was van Rico graag wat te meer te weten gekomen over over Domenica, het doel van de kwakjes en het experiment. Toch hij wilde onder geen beding zijn informatieachterstand laten blijken. 'Bent u zenuwachtig,' was de niet bijster sterke vraag waarmee Innocenti de conversatie opende. Rico keek omhoog, haalde zijn magere schouders op, en keek weer naar beneden. 'Doet u het voor het geld?' was zijn tweede, alweer niet bijster sterke vraag, want het antwoord zou hoogstwaarschijnlijk ontkennend zijn. Niemand doet tegenwoordig nog iets voor geld. En inderdaad schudde Rico zijn hoofd. 'Voor de wetenschap dan?' Stilte. Innocenti vroeg zich af wat er voor nodig was om deze man aan het spreken te krijgen. Hij ging naast hem op het stenen bankje zitten en wachtte. Er stiefelde een – lachend – nonnetje langs. Daarna passeerde een forse man met twee rondborstige vriendinnen aan zijn zij, die een T-shirt droeg met de tekst MAKE LOVE NOT BABIES. Toen Innocenti weer aanstalte maakte om op te staan en terug naar het huis te gaan, omdat zijn buik opspeelde, sprak Rico, bijna onverstaanbaar: 'Dus u stamt af van een vondeling?'

6. I documenti


Die nacht sliep Innocenti slecht op de aan hem toebedeelde zolderkamer in de villa. Weliswaar was de avond ervoor geëindigd in beminnelijkheid, liederlijkheid zelfs, met verse pasta's en goede Chianti, afgesloten met canoli (hoe toepasselijk!) en vinsanto – alles, in de woorden van Domenica, om de sfeer wat losser te maken – niettemin werd Innocenti urenlang wakker gehouden door het eigenaardige geloei, dat eens in de zoveel minuten opstak. Het zolderraam sluiten had weinig zin. Het menselijk noch dierlijk geloei ging dwars door het dak heen. Het keiharde bed hielp niet. Innocenti knipte zijn bedlampje aan en probeerde dan maar wat vakliteratuur te lezen, enige artikelen uit internationale tijdschriften die zijn secretaresse had bijeen geniet. Daarna probeerde hij een recente, alom bejubelde non fictiebestseller uit te lezen. Innocenti las al jaren geen fictie meer. Hij geloofde niet in fictie; hij vond het verspilde moeite, want hij leerde niets, hij kreeg hoofdpijn van andermans verzinsels. Maar vannacht kon ook de alombejubelde non fictie bestseller niet boeien. Innocenti overwoog zijn apparatuur ter hand te nemen – een beproefde natuurlijke slaappil, totdat hij besefte waar hij was en wat hij kwam doen. Het geloei hield aan tot in de ochtend. Bij het ontbijt verscheen Innocenti, zijn witte pak had inmiddels in het kruis wat tomatenvlekken opgelopen, toch nog fris en opgeruimd. Vivaldi sijpelde uit de speakers; de rode sinasappelsap maakte veel goed, alsmede de omeletten en de cappuccino. Tijdens het ontbijt kwam Domenica i documenti uitdelen, zoals ze de avond ervoor al had aangekondigd; toen nog dacht Innocenti dat het een grap was, zoals alles hier een grap kon zijn, een naargeestige fictie, maar het was dus ernst. Het eerste document stelde dat, mocht het kwakje van de leverancier worden uitgekozen voor bevruchting, dit hem geen enkele rechten verschafte ten aanzien van de vrucht. De tweede stelde dat de leverancier van het kwakje instemde met alle vereiste procedures rondom het experiment, het derde was een geheimhoudingsverklaring, want het was wel duidelijk dat wat hier ook stond te gebeuren, dit beter onder ons kon blijven. Dat was voor alle partijen verkieslijk. Net zoals zijn drie mede-leveranciers ondertekende Innocenti de drie documenten zonder er al te veel bij na te denken, om er vanaf te zijn, zogezegd. Hij keek op het produktieschema dat aan de muur hing: om 1 PM was hij aan de beurt.

5. Man genoeg


'Waar is Andrea Innocenti?' De vraag kwam uit het niets, hield met niets verband, maar hij had hem opeens gesteld. Alleen de Roberto Benigni-lookalike keek op, zoekend naar een kwinkslag, maar hij liet zijn hoofd alweer zakken. 'Andrea Innocenti heeft om persoonlijke redenen op het laatste moment afgezegd,' baste de hoogblonde gastvrouw, die, zo was hij inmiddels te weten gekomen, luisterde naar de naam Domenica. 'Maar als u het niet erg vindt, noem ik u, onze wild card van vanavond, maar Andrea Innocenti, want men moet elkaar toch met een of andere naam aanspreken, is het niet?' Innocenti knikte, maar vroeg zich tegelijk af of hij niet toch liever, in de gedaante van Julius Scheepwachter, op een dodelijk saaie werkgroep van de Florentijnse mensenrechtenconferentie had willen zijn. Dan had hij in ieder geval zijn reputatie als een van Nederlands scherpzinnigste rechtsgeleerden kunnen leegzuigen; nu was hij niemand. Nu ja, een donor in een wit pak. Een fabrikant van zaad. Een leverancier van kwakjes. Die zich, geheel vrijwillig ook nog, had ingelaten met een dubieus gezelschap in een oude villa aan de rand van de stad om mee te doen aan een of ander 'experiment'. Maar hij was tegelijkertijd man genoeg om ook nieuwsgierig te zijn. Gestreeld zelfs. Zijn DNA werd gevraagd. Niet dat van een van zijn hooggeleerde collega's, niet dat van Silvio Berlusconi, nee: dat van hem. Natuurlijk, hij had zichzelf voor dit doel aangeboden zonder het te weten, maar Domenica had hem toch maar goedgekeurd. Hij voelde zich weer de leerling die door de wiskundeleraar naar voren werd gehaald om aan de anderen te laten zien hoe je een differentiaalvergelijking oplost. Zijn blik viel op de olijkerd. Die had zijn pogingen om grappig te zijn gestaakt. Hij was licht obees; zijn schedel vertoonde kale plekken. De punker behoefde geen betoog, die zag zo bleek als een vaatdoek, die maakte niets klaar. Bleef over de Christusfiguur. Dat was oppassen geblazen. Dat was zo'n taaie, zo'n pezige, die niet opgeeft, en die, op momenten dat het ertoe doet, een enorme stootkracht blijkt te hebben. Innocenti had niet gevraagd om een competitie, en al zeker niet om de inhoud van zijn teelballen, maar nu hij er midden in zat had hij maar een ding voor ogen: winnen.

4. Soms is het goed zo min mogelijk van elkaar af te weten.

© Gabriele Maria Pagnini
Andrea Innocenti, of Julius Scheepwachter, voelde de adrenaline als een lichtbal uit een alarmpistool naar zijn hoofd stijgen. Wat moest hij antwoorden op deze vragen, wellicht de moeilijkste vragen die iemand hem nu, of op enig moment, kon stellen? Publieke vernedering: doodsangst voor de decadenten. Luttele seconden hoorde hij alleen zijn eigen hartslag en het bruisen in zijn glas. Als om inlichtingen in te winnen, en steun te zoeken, keek hij één voor één de andere mannen in de kring aan, maar zij gaven niets prijs. Er was een punker bij, een jongen die rechtstreeks per teletijdmachine uit de jaren tachtig was getransporteerd, die met een vingertop over de piercing in zijn lip ging. Een lichtbebaarde man, iel en schriel, deed aan Christus denken – op weg naar het kruis. De vijfiger in het paarse hemd die meteen naast hem zat schatte hij in als een olijkerd van het type Roberto Benigni. Deze keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan, zo van: stel je gewoon even voor, en spreek wat gemeenplaatsen uit – wat zou het? En: waarom nu al moeilijk doen, dat belooft wat voor de rest van de bijeenkomst? Degene die de conversatie saboteerde nam een slok uit zijn glas, dit deed hem goed, de ergste opwinding ebde langzaam weg. Toen de stilte ondraaglijk dreigde te worden, sprak de hoogblonde gastvrouw de verlossende woorden: 'Nou goed. Dan laten we dit voor nu maar even rusten. Ik begrijp dat meneer in het witte pak hecht aan privacy. We hechten allemaal aan privacy. Soms is het goed zo min mogelijk van elkaar af te weten, aan de andere kant wil ik graag – leer mij mannen kennen – teleurstellingen proberen te voorkomen.' Ze deed een paar stappen over het krakende, bijna zwartgeworden parket in de serre, die schitterend werd verlicht door de late, lage lentezon boven de heuvels rondom de stad. 'Uiteindelijk doet het er trouwens ook niet zo gek veel toe, wie u bent en wat u van een en ander verwacht. Het enige dat ons hier interesseert, dit zal u niet verwonderen, is de kwaliteit van uw sperma.'

3. Noch mens, noch dier.

Innocenti was op bed gaan liggen. Daar had hij de tijd voor; hij vond dat hij representatief genoeg was gekleed voor de ontvangst in de serre. Het bed bleek een hard bed te zijn. Dat wil zeggen: het was een houten constructie, met een stuk stof erop van maximaal drie centimeter dikte dat met geen mogelijkheid matras kon worden genoemd. Het voordeel zat hem, bedacht hij, vooral in de afwezigheid van piepen en kraken. Een niet-piepend, niet-krakend 'bed' was beslist wat waard, maar die waarde moest worden afgewogen tegen spierpijn en rugklachten. Hij dommelde weg bij een vreemdsoortig geloei, noch mens, noch dier, dat door het dakraam naar binnen kwam. Hij droomde dat hij in een rechtbank was, waar hij niet alleen optrad als rechter en aanklager, maar ook als verdachte en advocaat van de verdachte. De aanklacht was dermate ingewikkeld dat niemand hem begreep. Een vermoeiende droom. Als een op zijn klauwen getrapte hark kwam hij omhoog toen er op de deur werd geklopt, en de vrouw des huizes, nog altijd hoogblond, maar nu eens niet druk pratend en gebarend, haar hoofd naar binnen stak om te informeren waar meneer bleef. Het duurde even voordat hij zijn rol hervonden had. Hij verontschuldigde zich en beloofde dat hij zich weldra zou melden in de serre. De gastvrouw legde nog eens uit hoe hij daar het makkelijkst kon komen, want het huis was groot genoeg om in te verdwalen. Toen hij even later in zijn witte pak, dat nu enigszins verkreukeld was, en met zijn slaaphoofd, dat hij met koud water had proberen op te frissen, in de serre verscheen, trof hij een handvol mannen aan, in een cirkel. 'Ah, de meneer in het witte pak,' zei de gastvrouw, die aan een tafel achterin drankjes stond in te schenken. 'Bent u daar ook eindelijk. Gaat u zitten. Wilt u ook een prosecco?' Hij knikte. Toen hij eenmaal zat, en het gezelschap goed in zich had opgenomen, vervolgde zij: 'Misschien kunt u even aan mij, en aan de groep, uitleggen wie u bent en wat u precies van dit experiment verwacht.'

2. Een mooi streven.


Erica drukte op een knopje en de elektrische poort in de huizenhoge, eeuwenoude, okergele muur ging open; daarachter doemde een reusachtige, vierkante villa op, voor een groot deel overwoekerd met pijnbomen, magnolia en alle mogelijke klimplanten. De hooggeblondeerde vrouw des huizes kwam druk pratend en gebarend van het bordes op Scheepwachter – of eigenlijk: Innocenti – afgelopen, bekeek hem eens goed, van voren en van achter, zoals je een nieuwe auto bekijkt, schudde haar hoofd, en trok zijn witte jasje recht, veegde hier een daar een stofje van zijn schouder, en nam in weerwil van zijn protest zijn bagage aan, en zei, voordat hij zelf iets kon zeggen, dat hem de zolderkamer was toebedeeld, en dat zij hem over een uur verwachtte in de serre. Ze wees vluchtig een glazen kooi aan die vervaarlijk hoog aan de villa was gebouwd. Scheepwachter/Innocenti, hierna om economische redenen aan te duiden als Innocenti, liet zijn gastvrouw weggaan met de bagage, veel was het niet, en wachtte rustig totdat de Toyota die hem van het vliegveld had gehaald, door de elektrische poort weer was verdwenen. Het was van cruciaal belang om bij spontane persoonsverwisselingen langzaam te opereren, alles te observeren, en alleen dan te handelen, als het niet anders meer kon. Een mooi streven. Er stonden een stuk of vier auto's op de oprit; geen overdreven luxe, stelde hij vast. Was dit de verarmde adel van Florence? De tuin was prachtig, maar van een vergane pracht, een chaotische pracht; er leek al jaren niets meer aan te zijn gedaan. Innocenti beschouwde dit als een goed teken. Een keurige tuin, waarin alles klopte, had hem zeker nerveuzer gemaakt. Toen hij een nieuwe auto meende te horen naderen vanaf de straat, en zijn gastvrouw weer door de hal kwam aangetippeld, nog altijd druk sprekend en gebarend, naar later bleek door een telefoon, beende Innocenti met spoed de trap op, naar de zolderkamer. Over een uur moest hij gereed zijn, hij had geen flauw idee waarvoor, het enige dat hij zeker wist was dat het geen dodelijk saaie werkgroep van de Florentijnse mensenrechtenconferentie zou zijn.

1. Zelfverraad zou spijtig zijn, zeker in deze fase van de intrige.



Julius Scheepwachter verscheen in zijn witte pak in de aankomsthal van het vliegveld van Florence, maar in plaats van naar de taxistandplaats te lopen, voegde hij zich demonstratief zelfverzekerd bij een vrouw die het bordje ANDREA INNOCENTI omhoog hield. Er waren meer bordjes, met diverse namen, van personen en instellingen, maar deze trok hem het meest. Bovendien beviel het hem, dat het bordje omhoog werd gehouden door een vrouw. Geen oogverblindende vrouw, geen Claudia Cardinale, maar een vrouw, desalniettemin. De vrouw bleek tot zijn niet geringe verbazing geenszins verbaasd over Scheepwachters voorkomen, en gebaarde dat hij mee moest komen. Toen ze bij de auto waren en de vrouw, die zich had voorgesteld als Erica, Scheepwachters harde koffertje had ingeladen, alsmede zijn gebloemde paraplu, nam hij op de achterbank plaats, om zo min mogelijk te hoeven communiceren. Scheepwachter was geen communicator, hoewel zijn Italiaans goed was voor iemand die nooit in Italie had gewoond, maar alles wat hij nu zei zou hem kunnen verraden. Zelfverraad zou spijtig zijn, zeker in deze fase van de intrige. Gelukkig zei Erica ook weinig. Ze mompelde wat, maar op gemompel hoeft men niet te reageren. Scheepwachter had vaak en lang gefantaseerd over een spontane persoonsverwisseling op het vliegveld van Florence, maar nuchtere bezwaren, schaamte, en lafheid vooral, hadden hem ervan weerhouden zijn fantasie in de praktijk te brengen. Hij glimlachte bij de gedachte dat hij het nu wel had aangedurfd. En laten we wel wezen, zei hij zachtjes voor zich uit om zich heen ziend waar Erica's Toyota hem zou afleveren, het risico, de schade, was te overzien. Hij kon altijd volhouden dat het om een misverstand ging. Tegen hen die hem verwachtten op de mensenrechtenconferentie in Florence, zou hij zich op enig moment moeten verontschuldigen voor zijn absentie. Onmisbaar was hij in geen enkel opzicht, voor wie dan ook – nooit geweest zelfs. Hotel David, zijn vaste stek, zou hij niet eens hoeven afbellen. Iemand zou simpelweg een streep zetten door zijn reservering. Terwijl Erica's Toyota door de nieuwere straten van de stad manoevreerde, en uiteindelijk aankwam bij een kanaal dat verdacht veel weghad van een open riool, zocht Scheepwachter zijn binnenzakken af naar de zonnebril, de veel te dure zonnebril, die hij op Schiphol had aangeschaft. Toen hij hem eindelijk had gevonden, en op wilde zetten, viel hij in twee stukken uit elkaar.