23. Cher Frédéric,


Re: lafheid
  
Ik wil je allereerst bedanken voor je bijdrage aan de verbetering van mijn leefomgeving. Het is een mooi ding om dezer dagen nog mensen bereid te vinden bijdragen te leveren ter verbetering van iemands leefomgeving, spontaan, en zonder dubbele agenda bovendien. Nou ja, iedereen heeft een dubbele agenda, daarvoor hoef je de agenda alleen maar om te draaien, maar in jouw geval zou ik toch willen spreken van een inherente goedaardige, ja behulpzame impuls, en zoiets moet worden toegejuicht. Natuurlijk: je had een oog op mijn huis in Caux. Meer dan een oog, je had het willen confisqueren om het cadeau te kunnen doen aan je veeleisende vriendin. Dat was de deal. Op de vrije markt lukte het je niet een bevredigende aanschaf te doen. Jij zou een bijdrage leveren aan de verbetering van mijn leefomgeving, en die van mijn vrouw, en ik zou jou in ruil voor die daad, nobel of niet, mijn huis cadeau doen. Je was er meteen verliefd op, op mijn huis. Je was ook meteen verliefd op de deal. Je zag alles ineens samenkomen: gunst, noodlot, en liefde. Ik heb je wat aanwijzingen gegeven, die heb je opgevolgd. Ook daar ben ik je dankbaar voor. Maar je begrijpt waarom ik mijn aandeel in de transactie niet kan nakomen. Halverwege heb je het gruwelijk laten afweten. Je lafheid heeft je ingehaald, Frédéric Groeninx van Zoelen. Heb je je mooie vriendin inmiddels van ons verteld? Verbaast me niets. Het hoeft al niet meer, Frédéric. Dit is het laatste wat je van me hoort, ik hef dit emailadres op, en ik stel voor dat jij hetzelfde doet. Pouff! Hartelijks, enz.'

22. Lijkenopslag


'Il faut que je fais pipi. Immédiatement.' De supermarktallochtonen kijken elkaar verbaasd aan. 'Muß pinkeln. Sofort.' Bij de vrouw uit Wuppertal verschijnt nu een heel dun spoor van begrip. 'Need to pee. Right now?' De magere man wacht niet af of Andrei hem begrijpt. Zijn vrouw uit Wuppertal mag uitleggen waarom hij plotseling wegrent, zonder behoorlijk afscheid te nemen. Voor zijn gevoel wordt hij alras door niemand meer nagekeken. Volgens de dienstregeling bij de bushalte blijkt dat de streekbus die Caux niet overslaat net vertrokken is, maar als de magere man opkijkt zweeft hij voor zijn neus. Thuis wacht hij tot de duisternis komt – de duisternis is zijn medeplichtige – en sleept dan, heel zachtjes, het opmerkelijk lichte lichaam van Frédéric Groeninx van Zoelen naar het schuurtje achter de composthoop. Daar schuift hij het met beleid op het lichaam van de vierkante vrouw, en bespuit het geheel met een gemeen goedje tegen de kadaverlucht. 'Mijn lijken,' grinnikt de magere man bij zichzelf. Hij verheugt zich op de email die hij zo direct gaat componeren. De email naar IJburg. Er moet nog een email naar IJburg worden geschreven, om het verhaal ook aan die kant goed af te hechten. Dit om toekomstig verrassingsbezoek uit IJburg en elders te voorkomen. De magere man houdt niet van verrassingsbezoek, zeker niet uit IJburg. Hij houdt überhaupt niet van bezoek. Als er sprake moet zijn van bezoek, dan wil de magere man de bezoeker zijn, niet de bezochte.

21. Des affaires pratiques.


En dan lijken er alleen nog zaken van praktische aard te bestaan. Des affaires pratiques. Niemand houdt van praktische zaken maar ze zijn in staat een hoop schade aan te richten als je ze veronachtzaamt. Het lichaam kan wachten, maar de huurauto moet weg ook al is het een onopvallende huurauto. De magere man besluit de auto naar de dichtstbijzijnde Carrefour te rijden, alsof hij boodschappen gaat doen. Daar parkeert hij hem keurig tussen de andere onopvallende auto's maar net als hij de parkeerplaats af loopt op zoek naar de dichtstbijzijnde halte van de streekbus die hem terug naar Caux moet brengen wordt hij staande gehouden door een levensblije man met gezichtsbeharing en een aandoenlijk accent. 'Your wife also shopping?' vraagt hij. 'I'm Andrei. I live here two year. Where you live? Parler Français?' De magere man zoekt een excuus om zich los te weken uit deze onvoorziene situatie, te ontsnappen aan deze spontane conversatie waar hij allerminst om heeft gevraagd en die heel, heel slecht uitkomt, maar het is al te laat. De vrouw van Andrei die uit Wuppertal komt en nog slechter Engels en helemaal geen Frans spreekt is ineens met een tjokvol boodschappenkarretje aan komen zetten en laat hem niet meer los. Letterlijk.

20. Halo


Maandag zal de magere man uitslapen. Hij slaapt anders nooit uit, maar op deze dag aan het begin van de week heeft hij er zin in. Hij zal uitslapen tot half acht. Voor een boer is dat uitslapen; de magere man is geen boer, maar dit is een van zijn boertige trekjes. Een ander boertig trekje is dat hij met zijn kleren aan slaapt. Sinds het verscheiden van de vierkante vrouw, heeft hij bepaalde burgerlijke gewoontes afgelegd; een daarvan is het verkleden voor het naar bed gaan en na het opstaan. De magere man zal naar de logeerkamer gaan, de pan onder het lekkende dak verwisselen, en daarna beneden voor zichzelf een homp van een stokbrood afscheuren, die hij eerst langs een stuk boter heeft gehaald. Hij zal koffie zetten, uitgebreid, en ook brood in de koffie soppen, omdat hij dat al zijn hele leven doet, boer of geen boer. Pas veel later, laten we zeggen rond het middaguur, zal de magere man de behoefte voelen om een kijkje te gaan nemen bij de open haard, waar hij Frédéric Groeninx van Zoelen heeft achtergelaten. Hij zal gefascineerd zijn hoe hij erbij ligt: dramatisch achterovergebogen over de leuning van de oude bank, de babyface open en bloot en ongeschonden ondersteboven hangend, de blonde haartjes in de vorm van een halo om zijn hoofd, de benen wijd en de ogen open. De magere man zal de ogen niet sluiten. Hij zal de ogen openlaten, zo lang mogelijk.

19. De methode


'Het moet gebeuren, dat is het punt niet,' zegt de magere man, porrend in het vuur met een zwarte pook. 'Daar zijn genoeg redenen voor, maar de vraag is hoe. De methode. Alles hangt af van de methode. Écoute. Jij bent nog jong. Betrekkelijk jong. Laten we zeggen dat als je zo doorgaat je nu ongeveer op de helft bent. Ik zit op zevenachtste, als ik geluk heb. Maak daarvan achtnegende. Het slot nadert. Het maakt me allemaal niet zo gek veel meer uit. Of het dit jaar is, deze maand, deze dag, deze avond, of een tijdstip in de afzienbare toekomst, dat is een kwestie van perspectief. Hoedanook zal het niet lang meer duren, en dan kan het maar beter meteen gebeuren, n'est çe pas? Ik weet zeker dat je dat met me eens bent. Maar de methode, daarover kunnen we van mening verschillen. Grofweg zijn er botte en minder botte methodes. Er zijn geruisloze methodes, en minder geruisloze. Er zijn schone methodes, en vuile methodes. Dat is het enige wat me interesseert, Frédéric. Ga niet voor de gemakkelijkste weg. Wees creatief. Het enige wat ik van je verlang is dat je me van te voren inlicht over de methode, en dat je na afloop je sporen uitwist, maar dat spreekt voor zich.'

18. Wee


De poort gaat langzaam open, uit zichzelf lijkt wel, maar het is de magere man die voor Groeninx van Zoelen opendoet. Hij is zo mogelijk nog magerder geworden. Vooral in zijn gezicht. Er zit geen spek meer in zijn gezicht. Alleen nog botten en pezen. Zijn rood omrande ogen staren hem uitdrukkingsloos aan in het zwakke schijnsel van zijn olielampje. Dan knikt hij naar Groeninx van Zoelen, niet ongelijk de vierkante vrouw enkele weken eerder had gedaan, toen er nog geen incisie in haar halsslagader was aangebracht, toen alles nog veelbelovend was. (Nu is niets meer veelbelovend.) Groeninx van Zoelen sluit de poort achter zich en volgt de magere man naar binnen. De haard is aan, maar het is een moeizaam vuur. 'Ik dacht dat u boven was, boven brandt licht,' zegt Groeninx van Zoelen, om de stilte te doorbreken. De magere man haalt de rug van zijn knokige hand langs zijn neus, die bijna doorzichtig is. 'Ik wist dat je zou komen, maar niet zo snel. Niet zo snel, Frédéric.' Hij gebaart dat Groeninx van Zoelen op een krukje bij het vuur moet gaan zitten, en haalt een kom non-descripte soep voor hem, waar een weeë damp vanaf slaat. Waar moet hij die laten? In het vuur misschien?

17. Does that make sense?


'Fré, ik weet dat ik niet in je computer mag neuzen, maar ik zie dat je een email hebt gekregen waarvan je misschien toch wel de inhoud zou willen weten,' smst de niet-inwonende, wel logerende vriendin uit Amsterdam. Het is zondag tien uur – of vijf voor tien. De avond is gevallen. De hemel ziet zwart van de koortsachtig van niets naar niets flappende gierzwaluwen. Groeninx van Zoelen staat voor de poort van 16 Avenue de la Gare, Caux. De grafitti is verwijderd. Er brandt licht op de bovenste verdieping. Groeninx van Zoelen slikt zijn woede over de door de logerende vriendin geschonden privacy snel door, als een stuk hete pizza, voordat die de kans krijgt het verhemelte te beschadigen. De telefoon piept opnieuw. 'Een of andere idioot beweert dat jij hem vermoord hebt, als ik zijn Frans goed begrepen heb, niet omdat dat de afspraak was, maar om te voorkomen dat hij jou zou verraden. Does that make sense? Schatje, ben je dan toch... ;-) Stout hoor. Maar nog even dit: sinds wanneer sturen doden emails?' Dat is de eerste verstandige vraag die je me ooit hebt gesteld, denkt Groeninx van Zoelen, voordat hij zijn telefoon uitschakelt.

16. Geen coulantie


'Mais Monsieur Groeninx van Zoelen, c'est absolument normal, hein?' roept de aimable horlogier in Pézenas uit met Groeninx van Zoelens 1900 euro kostende vintage horloge dat vijf minuten voor loopt in de hand. 'Het is een dertig jaar oud horloge, daarvan kunt u niet verwachten dat het precies gelijk loopt! Dat is niet realistisch!' Natuurlijk eindigt het dispuut met de aimabele horlogier ermee dat er geen ruilmogelijkheid is, en niet alleen omdat Groeninx van Zoelens Frans niet goed genoeg is voor disputatie. Hij had op wat coulantie gerekend, maar er blijkt geen coulantie te zijn. Groeninx van Zoelen heeft niet gebriest, hij heeft geen rode blaasjes op zijn babyface, deels wellicht omdat hij voor een keer de raad van de niet-inwonende vriendin heeft opgevolgd – de vriendin die nu overigens wel haar facebookpagina's zit bij te werken op zijn computer in de glazen kubus – en naar Beziers is gevlogen en vandaar een huurauto heeft genomen. Hij zou wel zien waar hij overnachtte, zei hij. Misschien bij familie. Misschien nam hij een hotelletje. Dat kon er nog wel af, zei hij, want hij zou de volgende ochtend meteen weer terugvliegen naar Amsterdam. Alles bij elkaar, dacht hij, zou hij niet langer dan 36 uur op pad zijn.

15. Principekwestie


'Dit weekend naar Pézenas,' zegt Groeninx van Zoelen tegen de niet-inwonende vriendin aan de glazen ontbijttafel met uitzicht op een kaarsrecht water dat de naam gracht niet verdient. Groeninx van Zoelen spreekt zelden in hele zinnen tegen de niet-inwonende vriendin. 'Wat ga je doen in Pézenas?' 'Pézenas,' corrigeert hij onmiddellijk, 'niet Pézenà.' Hij neemt nog een hap van zijn verantwoorde muësli. 'Horloge terugbrengen.' 'Fré, dat meen je niet,' zegt zij. 'Je gaat toch niet weer met gevaar voor eigen leven 12 uur heen en 12 uur terug rijden voor een horloge dat vijf minuten voor loopt? Als het nou vijf minuten achterliep à la, maar voor.' 'Mag ik erop wijzen dat dat horloge dat vijf minuten voor loopt 1900 euro kostte?' 'Ja,' zegt zij, 'maar er zat geen garantie op.' Groeninx van Zoelen schuift zijn muësli opzij en zet zich aan zijn fruitsalade met geschaafde amandel. Zijn espresso laat hij koud worden. Op het pseudo-grachtje voor het raam gaat een bootje voorbij, een bootje met een kindje erin, een kindje met blauwe lippen. 'Principe-kwestie, zit me hoog, moet erheen, wat je ook zegt, ik ga.' Dit is een van die momenten waarop de vriendin beseft waarom ze niet-inwonend is. Groeninx van Zoelen had haar destijds wijsgemaakt dat hij naar Montpellier moest voor familiezaken, en dat hij tijdens een genoeglijk bezoekje aan het nabijgelegen Pézenas in een opwelling een vintage horloge had gekocht. (Hij heeft een zwak voor vintage horloges.) Ja, en omdat het vintage horloge het niet doet, moet hij het nu terugbrengen, tout simplement.

14. Donker gebied


'Wat is dat nu weer voor narigheid?' zegt de niet-inwonende vriendin van Frédéric Groeninx van Zoelen, als ze zijn en haar golfclubs uit de achterklep van de wel-inwonende Audi haalt, wijzend op een donker gebied ter grootte van een fors geschapen uitsmijter op de voor het overige smetteloze bekleding van de achterbak. 'Toch geen bloed, mag ik hopen. Fré, je hebt toch geen hoofd in je achterbak gehad? Of ga je me nu vertellen dat je een seriemoordenaar bent en dat je de hoofden van je slachtoffers naar de Lidl brengt in de achterbak van je Audi.' Voor de duidelijkheid, Groeninx van Zoelens niet-inwonende vriendin bedoelt dit alles schertsend. Ze is niet-inwonend, maar wel onwetend. De niet-inwonende vriendin is bezig humor te produceren, humor waarvan ze hoopt dat die een kleine glimlach kan veroorzaken op de babyface van haar geliefde, die al vroeg heeft geleerd dat lachen niet netjes is. Groeninx van Zoelen lacht niet, nooit, maar hij is wel benieuwd naar de vlek. Die gaat hij later, als de niet inwonende vriendin – na gedane zaken, uiteraard – naar haar eigen appartement is vertrokken, besnuffelen, aangezien hij zich niet kan herinneren dat hij recentelijk iets in de achterbak van zijn Audi heeft gelegd dat tot lekken in staat was, laat staan een hoofd.

13. Ton service discret


Enkele weken later bezoekt Groeninx van Zoelen in zijn glazen kubus-kantoor bovenop zijn zelfontworpen villa op IJburg voor de zoveelste keer de website van Midi Libre, het sufferdje in de Hérault. Hij leest over twee gays die eerst zijn afgetuigd en daarna levend begraven, over een zestal jongelingen dat op vrijdagvond bij een onhandig kruispunt door een vrachtwagen is geschept, allemaal op slag dood, en nog is de gemeente niet van plan iets te wijzigen aan de verkeerssituatie. Dood en verderf genoeg in de Hérault, maar niet de dood en verderf waarnaar Groeninx van Zoelen op zoek is. 'Cher Frédéric,' zo luidde de aanhef van de verontrustende email op zijn geheime account die hij niet had durven beantwoorden. 'Re: ton service discret. Alles in orde hier. Ik wil je graag op de hoogte houden van de verdere afloop. Je vraagt je misschien af wat ik met het lichaam gedaan heb. Voorlopig kan ik alleen maar zeggen dat ik het goed heb opgeborgen, maak je daarover geen zorgen. Wat de administratieve afwikkeling betreft, alles wat aan haar geadresseerd is, verbrand ik. Alle vragen die mij over haar worden gesteld, ontwijk ik. Dat gaat boven verwachting goed. Wie niet beter zou weten denkt dat zij nooit heeft geleefd.'

12. Idee


Groeninx van Zoelen zit onderuitgezakt in zijn Audi, een hand losjes aan het stuur, op de terugweg naar Amsterdam, met True love waits van Radiohead op de repeat. Het rusteloze gelukszoeken zit er weer op. Of neemt voorlopig een andere wending, want het wezenskenmerk van het rusteloze gelukszoeken is dat het nooit ophoudt. Telkens als je denkt: ik heb het geluk gevonden, komt er een barstje in, dat allengs groter wordt, totdat er grote scheuren in komen en het geluk in duizend stukken uiteen valt. De reis is meer waard dan de bestemming, vooral als de bestemming ligt in de dood. Groeninx van Zoelen is niet lang bij zijn slachtoffer gebleven. Waarom ook? Hij heeft zich ervan vergewist dat de incisie die hij in lengterichting aanbracht in de halsslagader van de vierkante vrouw diep genoeg was. Toen het bloed begon te spuiten heeft hij afscheid genomen van zijn opdrachtgever, zijn spullen gepakt en de kamer verlaten. Hij hoefde de vierkante vrouw niet in de ogen te kijken terwijl zij leegliep. Die taak liet hij graag over aan de magere man. Hij wilde niet achtervolgd worden door haar vragende, stervende blik, of zijn macabere genoegen. 'Ik heb het gedaan,' mompelt Groeninx van Zoelen voor zichzelf uit, terwijl hij met grote snelheid over lege snelwegen rijdt. 'Maar het was mijn idee niet. Voor mij had het niet gehoeven.'

11. Het onderhavige doel


'Monsieur Frédéric Groeninx van Zoelen,' de magere man steekt zijn kin uit naar de babyface in zijn onderbroek die zich nog nooit heeft hoeven scheren, 'voldoet uitstekend, daarover hoeven we ons geen enkele zorgen te maken. Althans,' voegt hij daar onmiddellijk aan toe, 'voor het onderhavige doel.' De vierkante vrouw maakt mokkende geluiden, slaat haar armen over elkaar en gaat in een houding staan van: eerst zien dan geloven. 'Frédéric begrijpt uitstekend dat we hem niet naar Caux hebben gehaald om druiven te plukken. Daarvoor is het te vroeg. Zoiets begrijpt Frédéric als geen ander. Zelfs is hij niet gekomen om de plaatselijke kerk een hart onder de riem te steken. Alsof de plaatselijke kerk een hart onder de riem nodig heeft!' Hier houdt de magere man even in, om te kunnen grinniken. Dit duurt niet lang. 'Maar wat is dan de reden van zijn bezoek aan onze nederige stulp in deze arme uithoek van de Republiek? Heel simpel: wij willen dat monsieur Frédéric Groeninx van Zoelen ons van het leven berooft, met dit mes, of met enig ander mes dat zich daartoe leent. Niets meer en niets minder. En zijn beloning zal aanzienlijk zijn, dat spreekt voor zich, al weet iedereen dat het hem daar niet om te doen is.'

10. l'Art de Raser.


Nog een bonk op de deur. Nu is het de vierkante vrouw die acte de présence geeft, in trainingspak. Vroeg of laat klonteren mensen samen, uit nieuwsgierigheid of verveling. Het wordt langzamerhand een drukte van belang in het kamertje van Groeninx van Zoelen – ongeveer even groot als zijn Amsterdamse bijkeuken – maar hij besluit hier geen grap over te maken. Groeninx van Zoelens Frans is niet beroerd, maar niet goed genoeg voor blaguer. De vierkante vrouw zoekt niet eens naar een zitplaats. De magere man lijkt de komst van de vierkante vrouw nauwelijks op te merken. Hij is bezig het houten lemmet van Groeninx van Zoelens scheermes model Le Gerlot (€300) van Thiers-Issard te bewonderen. l'Art de raser. 'Het mes is net geslepen,' zegt Groeninx van Zoelen, zijn hand ophoudend om het ding van hem terug te nemen. De magere man legt het scheermes naast zich op bed en geeft het onaangeroerde plastic glaasje wijn dat hij voor zijn gast had ingeschonken, aan de vierkante vrouw, die het in een teug leegt, en daarna haar mond afveegt met de mouw van haar jasje. 'Eh?' stoot ze tenslotte uit, tegen de magere man, knikkend in de richting van de blote Groeninx van Zoelen. 'Ik had om een man gevraagd.'

9. Bocht, denkt Groeninx van Zoelen.


Eén bonk op de deur. Groeninx van Zoelen doet open, in zijn onderbroek. De magere man, met een zaklantaarn in zijn hand, zegt: 'Ik kom het dak repareren.' 'Het lekt niet,' zegt Groeninx van Zoelen. 'Nog niet,' zegt de magere man, terwijl hij het plafond beschijnt, 'het heeft hier eerder gelekt.' 'Maar het is opgehouden met regenen.' 'Men moet het dak repareren als het droog is.' De magere man doet de deur achter zich dicht en gaat plompverloren op het opengeslagen bed zitten. Omdat er een kuil in de matras zit, en en Groeninx van Zoelen niet tegen de knokige heupen van de magere man aan wil schurken, gaat hij op de houten vloer zitten. De magere man legt zijn zaklantaarn op het nachtkastje, en haalt uit een meegebrachte rugzak een half stokbrood, een vochtig geitenkaasje en een fles etiketloze wijn. Bocht, denkt Groeninx van Zoelen. De magere man schenkt twee plastic bekers in, en haalt een stuk brood langs de geitenkaas. Dat steekt hij in zijn mond. Dan spoelt hij de hap weg met een slok wijn. 'Wat heb je met je wang gedaan?' zegt hij. 'Dat ziet er niet zo mooi uit.' Groeninx van Zoelen dept nog eens met een stukje keukenpapier op de wond die het prikkeldraad in zijn babyface heeft achtergelaten. 'Dat zal ik u laten zien,' zegt hij. Hij staat op, loopt naar het wastafeltje en pakt zijn open scheermes.

8. Rennen met ogen dicht


Groeninx van Zoelen zou zweren dat iemand achter hem zijn keel dichtknijpt maar dat moet inbeelding zijn. Toch springt hij op uit de kerkbank en rent panisch naar de uitgang, botsend tegen een tafel met psalmboekjes en kaarsen. De grijze hemel doet pijn aan zijn ogen. Het dorpsplein staat blank. Stortregen veroorzaakt furieuze stromingen in de smalle steegjes van het volkomen verlaten bergdorp. Groeninx van Zoelen sopt in zijn All Stars langs de gesloten deuren, luiken. Bij een kruising besluit hij de kortere, steilere weg terug te nemen. Hij weet ook wel dat dit geen goed moment is om te vallen, als er ooit een goed moment voor is, maar hij waagt het erop, en komt wonderwel ongeschonden onder aan de heuvel aan, maar daar wordt hij verrast – er moet een verrassing zijn – door een geluidloze streekbus die de scherpe bocht om komt. Het is te laat om te remmen, dus rent hij met ogen dicht door naar de overkant, waar hij wordt opgevangen door prikkeldraad. Als hij later eenzaam op zijn kamertje ligt te bloeden, leest hij: 'We may, indeed, say that the hour of death is uncertain, but when we say this we think of that hour as situated in a vague and remote expanse of time; it does not occur to us that it can have any connection with the day that has already dawned.'

7. Kerkgang


Om het huis te ontvluchten, en voor gratis theater, heeft Groeninx van Zoelen plaatsgenomen in de lokale Eglise Gothique, die als een enorme steenpuist boven op het heuvelachtige dorpje ligt. Is het hypocriet, vraagt hij zich af, om als nietsist een katholieke mis bij te wonen? Misschien, maar de poort stond open, en hij zal zich niet, zoals bij de evangelisten, openlijk hoeven te verantwoorden. Hij is ruim op tijd. Als de klokken allang zijn opgehouden met luiden, blijkt hij de enige kerkganger te zijn. Vanuit de sacristie komt een schim tevoorschijn, in wie hij al snel de vierkante vrouw herkent. Over deze nevenfunctie was hem niets bekend. Op een schoolbord noteert ze, in kinderlijk handschrift, de nummers van de liederen die gezongen moeten worden, rommelt wat met de stereoinstallatie en gaat, zonder op of om te kijken, zitten. De volgende schim die opdoemt vanuit de sacristie moet de magere man zijn. Oui, c'est lui. Hij draagt een lange witte jurk, hijst met zijn oude vingers de rok op om niet te struikelen en maakt een minieme knieval voor het kruis. Als het eerste lied is voorgezongen door de vierkante vrouw – niet alleen vals, maar ook lelijk – neemt de magere man het woord. Hij is volmaakt onverstaanbaar. Na enkele minuten gebaart hij naar de vierkante vrouw. Zij verdwijnt naar achter en draait het licht uit.